Liefde voor techniek
Rineke van Daalen
Techniek blijft een zorgenkind. Overheid en bedrijfsleven zijn al jarenlang bezig om jonge mensen te stimuleren om een technische opleiding te volgen. Op alle onderwijsniveaus blijkt dat nodig te zijn en moeten leerlingen en studenten worden verleid. Toch zijn er mensen die een passie voor techniek hebben en zulke mensen moeten we koesteren. Zij zijn in staat om een vonkje over te laten springen. Zo iemand is Jean Tinguely (1925-1991), de Zwiterse kunstenaar die zijn leven lang bewegende, lawaaiige machines ontwierp die in musea terecht kwamen.
Tot 5 maart 2017 is er een overzichtstentoonstelling van Tinguely’s werk in het Stedelijk Museum in Amsterdam te zien: Machinespektakel. Het is een vervolg op Bewogen Beweging (1961) en Dylaby (Dynamisch Labyrinth 1962). In Machinespektakel is ook archiefmateriaal uit de jaren ’60 tentoongesteld, onder andere een film die Ed van der Elsken over de tentoonstelling Dylaby (1962) maakte. Daarin komen veel enthousiaste kinderen aan het woord. Ze kijken met frisse ogen, niet bevooroordeeld door ideeën over hoe een museum eruit moet zien, zonder duidelijke ideeën over wat techniek is of over de plaats van techniek in de maatschappij. Ze genieten van wat de machines hun te bieden hebben, ze verbazen zich over de rotzooi die in de machines is verwerkt, de oude schoenen, de kapotte theepotten die in prachtige, bewegende stellages een nieuw leven krijgen. Ze scharrelen door donkere ruimtes en gekantelde kamers. Voor jonge kinderen die het museum bezoeken is een apart hoekje ingericht. Daar kunnen ze tekenen met machines, ze kunnen al fietsend een lopende band in beweging zetten. Schuddende fluitketels schuiven naar boven, houten objecten die ze zelf op de band kunnen zetten geven een denderende paukenslag.
Is de tentoonstelling te gebruiken als propaganda voor techniek, als materiaal om de aantrekkelijkheid daarvan te demonstreren? Ik denk het wel. Ik denk dat kinderen gestimuleerd zullen worden om dingen in elkaar te knutselen. Het aantrekkelijke van Tinguely’s machines is, dat ze zijn losgezongen van de werkelijkheid. Dat maakt dat ze kunnen worden bekeken, als dingen die op zichzelf staan. Het zijn interessante objecten die intrigerend zijn om naar te kijken. Ze roepen vragen op – hoe zit dat in elkaar, waarom gaat dat wieltje draaien, waar komt dat lawaai vandaan, hoe zou ik dat zelf in elkaar zetten? Ze zijn niet beangstigend, ze onderwerpen ons niet aan dwangmatige en vervreemdende routines. Er valt van alles aan te ontdekken, en er is van alles mee te doen. Het zijn objecten die voor iedereen zijn bedoeld, en waaraan iedereen een eigen betekenis kan geven. De machines bieden vermaak. Je ziet er aan, dat Tinguely kermissen als model gebruikte bij het maken ervan.
Tinguely’s machines horen niet bij een bepaald soort scholing, bij vmbo, mbo, hbo of universiteit. Ze hebben niets te maken met de werkvloer, of met de hiërarchie die daarbij hoort. Het zijn nutteloze objecten die mooi zijn om naar te kijken en die je fantasie in beweging zetten. Ze laten – zeker jonge – kinderen op andere manieren nadenken over techniek, over het vernuft, de schoonheid en de mogelijkheden ervan.
Op naar Tinguely en neem je kinderen mee! Leve de techniek!