Home

Bibliotheken als vrijplaats. Leren buiten de klas

Rineke van Daalen


Wie aan onderwijs denkt, denkt aan klassen en klaslokalen. Daar vinden de lessen plaats, dat is het domein waar docenten en leerlingen met elkaar omgaan. Lezen maakt van bijna alle lessen deel uit; soms als hoofdbestanddeel van de les, soms als conditie om leerlingen in een bepaald vak les te geven. Lezen is om allerlei reden belangrijk. Het geeft je vrijheid, het opent je wereld. Het heeft praktisch nut en geeft plezier; het verbreedt je horizon, het vergroot je fantasie en je empathie, het leert je over alles wat denkbaar is, ook als je het nog niet bedacht had.

Lezen moet en lezen mag, maar lezen is tegenwoordig een bron van bezorgdheid. Kinderen zouden niet goed genoeg kunnen lezen, ze zouden te weinig lezen en teveel op hun telefoon kijken. Of die zorgen terecht zijn, daar gaat dit boek niet over. Wat doen kinderen wél, wat lezen ze wél; hoe oriënteren ze zich, en wat doen scholen om hun leeskunst te verbeteren en hun leeshonger te vergroten? Dat is mijn invalshoek en om daar een beeld van te krijgen heb ik de bibliotheken – ‘mediatheken’ is het moderne woord – van drie heel verschillende scholen met elkaar vergeleken: het Herman Wesselink College, een brede school in Amstelveen, met vmbo, havo en vwo; het Munduscollege , een school in Amsterdam-West, voor leerlingen van het vmbo basis- en kader, en voor praktijkleerlingen; en het categoriale Barlaeusgymnasium, in het centrum van Amsterdam.

Bibliotheken op school hebben iets gemeen met speelpleinen, aula’s en kantines: ze vallen binnen de orde van de school en buiten de orde van de klas. Tijdens de lessen hebben docenten een grote autonomie, maar wat in schoolbibliotheken gebeurt valt daarbuiten. Daar gelden eigen regels, de sociale dynamiek van de klas valt weg, en de overheid bemoeit zich er minder mee dan met gewone lessen.

Zo blijkt er voor schoolbibliotheken weinig wet- en regelgeving te bestaan. Die geringe bemoeienis maakt dat scholen en de direct betrokkenen een nogal vrije hand hebben in de organisatie. De beroepskwalificaties van mediathecarissen staan bijvoorbeeld niet vast, en zij hebben dan ook een heel gevarieerde achtergrond. Sommigen hebben een bibliotheekopleiding achter de rug, sommigen hebben Nederlands gestudeerd, sommigen deden een mbo-opleiding, en velen schoolden zich bij toen ze al in de mediatheek aan het werk waren. Vrijwilligers zijn er ook in soorten en maten. Soms zijn ze begonnen toen een kind van hen op school zat en zijn ze later blijven hangen.

Hoe schoolbibliotheken functioneren hangt van alles en nog wat af, van de scholen, de mensen die er werken, de positie die hun door anderen op school wordt toegekend, de ruimte die ze voor zichzelf creëren. Scholen en bibliothecarissen, of nauwkeuriger: mediathecarissen, kunnen hun mediatheek aanpassen aan de leerlingen op hun eigen school. De grote verschillen tussen scholen zie je dan ook terug in de opzet en functies van mediatheken. En iedere mediatheek draagt het stempel van de mediathecaris die er werkt, zo zegt een van hen.

Dat scholen hun mediatheek naar eigen believen kunnen organiseren heeft iets positiefs. Je kunt je eigen leerlingpopulatie als uitgangspunt nemen. Je kunt de nadruk leggen op lezen, op digitale geletterdheid of op informatievaardigheden, of je kunt het allemaal tegelijkertijd doen. Zie je mediatheken als onderdeel van de school en als verlengstuk van de lessen of meer als vrijplaatsen waar docenten én leerlingen zich op de wereld buiten school kunnen oriënteren? Zie je de buitenpositie van mediatheken als voordeel, en wil je die positie uitbuiten? Bijvoorbeeld door kinderen meer eigen ruimte en eigen verantwoordelijkheid te geven dan in de klas, of door ervoor te zorgen dat de klassendynamiek wordt doorbroken en kinderen meer als individu tot hun recht kunnen komen. Dat zijn dilemma’s waar scholen voor staan.

De negatieve kant van de ‘ongeregeldheid’ van mediatheken is dat ze weinig publieke aandacht krijgen. Zo is hun aantal in het voortgezet onderwijs de afgelopen tijd sterk teruggelopen. In 2012 waren er 709 mediatheken, in 2019 nog maar 561. Het zou een gevolg kunnen zijn van digitalisering, maar vaak is er een praktische aanleiding, zoals bezuinigingen of de pensionering van een mediathecaris.

Hoe dan ook is er reden tot bezorgdheid, en je zou verwachten dat iedereen die gealarmeerd is over het leesniveau van Nederlandse kinderen – en dat zijn er nogal wat – in rep en roer zou raken van die verdwenen mediatheken, meer dan 20% in zeven jaar. Toch is dat niet het geval. Hoewel de inspectie van het onderwijs de leesvaardigheden van Nederlandse kinderen in de laatste Staat van het Onderwijs (2022) een groot probleem noemt, komt het woord ‘bibliotheek’ of ‘mediatheek’ niet in hun rapport voor. Minister Dennis Wiersma heeft het in zijn Masterplan Basisvaardigheden, gericht aan de Tweede Kamer (12 mei 2022) wel over bibliotheken, maar hij denkt daarbij vooral aan de rol die openbare bibliotheken kunnen spelen, met initiatieven zoals de Bibliotheek op School. De leescoalitie, een samenwerkingsverband tussen verschillende instellingen die lezen en boeken propageren, heeft wel als aanbeveling dat iedere school een schoolbibliotheek zou moeten hebben, maar het blijft een feit dat de verdwijning van al die schoolbibliotheken zich in stilte en zonder protest heeft voltrokken.

Ik vroeg het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of het functioneren van mediatheken en de beroepskwalificaties van mediathecarissen wel eens in de Tweede Kamer of in commissies was bediscussieerd, maar hun antwoord was dat er ‘voor zover bekend geen discussie heeft plaatsgevonden’. Dat is een miskenning van het belang van mediatheken. Juist daar kunnen kinderen in een beschermde omgeving virtuele relaties met de buitenwereld leggen; mediatheken spelen in op de behoeften van de leerlingen, die zich daar een eigen weg kunnen zoeken, die daar in aanraking komen met werelden waarvan ze het bestaan niet afwisten. Ze kunnen er lezen, op computers bezig zijn, praten over boeken – het zijn manieren om zich zelfstandig te ontwikkelen. Persoonlijk, sociaal en gericht op de buitenwereld.

Liefde voor bibliotheken

Het is een apart genre, de liefdevolle beschrijvingen van bibliotheken door kinderen en jongeren die daar van boeken leerden houden. Een van de vele voorbeelden van zo’n liefhebber is de neuroloog Oliver Sacks, die beeldend beschrijft wat boeken voor hem als kind betekenden. Thuis was de bibliotheek zijn lievelingsplek. Hij was een vroege lezer en bracht vele uren lezend door. De openbare bibliotheek zag hij als zijn echte school, en daarin is hij niet de enige. Hij beschrijft hoe bibliotheken hem als kind de vrijheid gaven om tussen boeken rond te struinen en te kiezen waar hij zin in had. In de klas was hem dat niet gegund. Later raakt hij als student ook gehecht aan de wetenschappelijke en universitaire bibliotheken. En ook daar gebruikte hij de leeszalen om uit te zoeken waar zijn belangstelling lag en hoe hij die verder vorm kon geven. Hij kan er lyrisch over schrijven (Sacks 2019).

Ook Ta-Nehisi Coates (2015) maakt verschil tussen scholen als instituten van de macht en bibliotheken die de wereld juist voor hem openden. Daar kon hij zich door zijn eigen nieuwsgierigheid laten leiden, daar had hij het recht om boeken te kiezen die hem kennis en vrijheid boden. ‘I was made for the library, not the classroom. The classroom was a jail of other people’s interest. The library was open, unending, free (Ta Nehisi Coates 2015: 30). De ervaringen van Anil Ramdas lijken hierop. Boeken hielpen hem om zijn identiteit vorm te geven. Hij beschrijft hoe het verhaal over het bosnegermeisje Pieng-pieng belangrijk is geweest voor wie hij is geworden. Pieng-pieng wil zo graag een papegaai hebben en ze waagt zich daarvoor in het oerwoud. Het is een avontuur dat maar net goed afloopt en het bracht Ramdas in vervoering. Als kleine Hindoestaanse jongen identificeerde hij zich met het meisje, maar wanneer hij als volwassene terugkijkt op zijn ervaringen als kind herkent hij de misleiding die in het verhaal zit, hoe de schrijver Anne de Vries de werkelijkheid heeft verdraaid. Ramdas gebruikt het voor een mooie beschouwing over herinneringen en identiteit: ‘[…] de dingen die in de herinnering worden opgeroepen kunnen onwaar zijn, maar de emoties die bij die dingen horen zijn volkomen juist en legitiem’. De betekenis van zijn eerste leeservaring wordt er niet door uitgewist. ‘Als ik in staat zou zijn geweest het op die leeftijd onder woorden te brengen, zou ik gezegd hebben dat dit verhaal mijn definitieve entree betekende in de wereld van de literatuur, in de wereld van de verbeelding. Deze eerste inwijding in de vertelkunst was zo indringend dat ik nooit meer af zou komen van de verslaving die lezen heet’ (Ramdas 1992). In Ik ga leven zingt ook Lale Gül een loflied op de bibliotheek die voor haar in Bos en Lommer stond (2021): ‘Wat hield ik van de bieb als kind. Het was mijn tweede thuishaven […] Er ging een wereld voor me open, een schat aan spannende verhalen, de Donald Duck, computers met internetverbinding, dvd’s, een chocomelkapparaat, en dat geheel en al gratis’. Ze was er niet meer weg te slaan en creëerde daar een eigen wereld. Ze leende zoveel mogelijk boeken, tijdschriften, dvd’s als ze op haar eigen ledenpasje en dat van haar broer kon meenemen. Ze bracht er urenlang door (Gül 2021: 240 e.v.).

Oliver Sacks, Ta-Nehisi Coates, Anil Ramdas, Lale Gül zijn allen als kind door boeken aangeraakt. Allen zijn prototypen van ‘diepe lezers’, tegenhangers van de zorgenkinderen van tegenwoordig. Ze gedroegen zich zoals de propagandisten van het boek graag zouden zien. Hun liefde voor boeken en bibliotheken stond voor hen gelijk aan het zoeken naar kennis en vrijheid; naar verlichting en naar een eigen stem, en soms ook naar verheffing uit het eigen milieu en de eigen sociale klasse. Talloze slimme kinderen uit de arbeidersklasse hebben beschreven hoe ze van boeken gingen houden en hoe ze zich al lezend ontwikkelden. Een van hen was de schatrijke Amerikaanse staalfabrikant Andrew Carnegie, die een deel van zijn kapitaal investeerde in de oprichting van meer dan 2800 openbare bibliotheken, over de hele wereld verspreid. Hij was een immigrantenkind, dat al vroeg moest gaan werken maar dat via een plaatselijke weldoener boeken mocht lenen. Door die ervaring leerde hij dat ‘[…] there was no use to which money could be applied so productive of good to boys and girls who have good within them and ability and ambition to develop it, as the founding of a public library in a community’ (Klinenberg 185). Openbare bibliotheken zag hij als ‘palaces for the people’ en die benaming is nog steeds van kracht. Schoolbibliotheken zijn weliswaar geen paleizen, maar ze hebben wel de functie om de wereld te openen, en door hun marginale positie in de school kunnen ze fungeren als vrijplaatsen waar kinderen hun eigen nieuwsgierigheid vorm kunnen geven. Zonder dwang en met aanbevelingen van wie daar werken.

De plaats van boeken in bibliotheken is veranderd nu er digitale oriëntatiemiddelen zijn bijgekomen. Bibliotheken hebben zich aan die nieuwe ontwikkeling moeten aanpassen. Het internet en computers zijn onmisbaar geworden. In de begintijd van de digitalisering was er verwondering en bewondering over deze technologische sprong, en waren de verwachtingen hoog. Maar inmiddels is het duidelijk dat internet niet alleen de wereld ontsluit, maar ook een bron is van grote gevaren. Bibliotheken hebben dat altijd in zich gehad, sommige boeken bevatten verboden gedachten en werden daarom verboden. Maar de gevaren van het internet laten zich nog moeilijker overzien. Kinderen zouden daarmee op school vertrouwd moeten raken. Ze zouden op school een ‘mediawijsheid’ moeten ontwikkelen, maar veel scholen worstelen daarmee, temeer omdat de problematiek dwars door alle vakken heenloopt. Iedereen is erbij betrokken. De technische mensen van het ICT, de afzonderlijke vakgebonden secties, de mediatheken, die daarin een centrale rol kunnen spelen, en alle kinderen die hun eigen gang gaan met hun eigen telefoon in hun eigen hand.

Bibliotheken in een digitale wereld

Er zijn weinig instellingen die de afgelopen decennia zo lenig met digitalisering zijn omgesprongen als bibliotheken. Enkele decennia leek digitalisering een prachtige oplossing om al die letters en al dat papier zonder boekenplanken te bewaren. Bibliotheken leken ten dode te zijn opgeschreven, maar ze hebben zich de afgelopen tijd op indrukwekkende wijze weten aan te passen, onder andere door hun functies te veranderen en uit te breiden.

In Palaces for the People (2018) laat Eric Klinenberg zien dat openbare bibliotheken tegenwoordig veel meer zijn dan opslagplaatsen van boeken en computers. Hij beschrijft ze als een van de weinige publieke plaatsen, waar mensen van over de hele wereld en uit alle generaties terecht kunnen. Waar ze niet verplicht zijn koffie te bestellen, waar wc’s vrij toegankelijk zijn en alle dienstverlening gratis is. In de bibliotheek in Brooklyn, New York City, een arme, gewelddadige en gesegregeerde buurt, staan boekenkasten naast computers. Je kunt er leren lezen, virtueel bowlen, je kunt aanschuiven bij het tot niets verplichtende en succesvolle Tea Time. Dat nieuwe bibliotheekgebruik heeft tot gevolg dat de afname in het lenen in New York City wel meevalt en dat het aantal uren dat mensen in bibliotheken doorbrengen juist toeneemt. Steeds meer bibliotheekbezoekers komen niet alleen om te lezen en te lenen, maar nemen ook deel aan lesprogramma’s en andere sessies. Het zijn er zo veel, dat bibliotheken de belangstelling niet meer goed aan blijken te kunnen (Klinenberg 2018: 34). Klinenberg vindt dat de functies van bibliotheken worden ondergewaardeerd en dat ze financieel worden verwaarloosd. Nog steeds zijn het Palaces for the People, maar hun aanbod is veranderd. Ze vloeken met de dominante marktlogica, maar ze kunnen een tegenwicht bieden tegen individualisering, polarisering en ongelijkheid, en om die reden pleit Klinenberg voor meer erkenning en meer fondsen. Net als de schrijfster Zadie Smith, die met pathos schrijft over de verschraling van de buurt door de verdwijning van de kleine boekhandel en de lokale bibliotheek. Het zijn herkenbare gevoelens voor boekenliefhebbers die hun bibliotheek zagen sluiten of die geleden hebben onder de teloorgang van hun buurtboekhandel – denk aan boekhandel Schimmelpennink in Amsterdam.

Ook in Nederland hebben openbare bibliotheken zich aan de nieuwe situatie weten aan te passen. Er zijn nog steeds boeken, die uitgeleend worden of ter plekke gelezen kunnen worden. Maar daarnaast staan er computers die je voor langere of kortere tijd kunt gebruiken, en er is nog veel meer. Openbare bibliotheken-nieuwe stijl zijn tegelijkertijd leeszalen, buurthuizen, sociëteiten, instellingen van maatschappelijk werk, huiswerk- of taleninstituut, juridisch loket, werkplaatsen.

De Bibliotheek in Den Haag noemt zich bijvoorbeeld een ‘toegankelijke plek, waar iedereen welkom is om zich te ontwikkelen en anderen te ontmoeten’. De Bibliotheek van Rotterdam afficheert zich als ‘hét kenniscentrum en cultureel podium van Rotterdam’, ‘een van de drukstbezochte plekken van de stad’. De bibliotheek ‘biedt alle Rotterdammers toegang tot informatie, kennis, taal en cultuur via diverse media’. ‘De Bibliotheek Utrecht is er voor iedereen. Je kunt je hele leven lang bij ons terecht voor je persoonlijke ontwikkeling. We helpen je om zelfstandig en volwaardig te kunnen deelnemen aan de maatschappij. Je kunt bij ons lezen, leren en je informeren. Wij stimuleren je om kennis te maken met literatuur, cultuur en de maatschappij’, zo staat op hun site te lezen. De Stichting Openbare Bibliotheek Amsterdam (OBA) formuleert hun missie zo: ‘een culturele instelling, die zich ten doel stelt het vrije verkeer van informatie in de Amsterdamse samenleving te bevorderen’. In de bibliotheken van deze grote steden zijn boeken een van de zoveel middelen om je te informeren en te ontwikkelen. Utrecht heeft nog een extra doelstelling: zelfstandige en volwaardige maatschappelijke participatie. Kennis, cultuur en ontwikkeling zijn de gemeenschappelijke noemers en daarin komen de bibliotheken-nieuwe-stijl overeen met de traditionele bibliotheek. In de Bibliotheekwet van 2015 wordt ‘het geven van publieke toegang tot informatie en cultuur’ als algemeen doel en gemeenschappelijke noemer gegeven.

De inhoud van het aanbod van hedendaagse bibliotheken is breed. Gratis advies om je belastingformulier in te vullen, bijles en huiswerkles, lessen in de Nederlandse taal; een hele reeks activiteiten voor ouderen, ontmoetingen met nieuwe mensen, vaak met leeftijdgenoten. Lessen in het gebruik van tablet of computer, gezelligheid bij een kop koffie, workshops in tekenen en schilderen, leren hoe je in je eentje ‘opnieuw begint’, verhalen lezen en verhalen delen, lezingen onder andere van de Hersenstichting, films. Alles ‘gratis en vrijblijvend’.

De digitalisering heeft er niet toe geleid dat bibliotheken hun functie als ontwikkelingsinstituut hebben verloren. Wel zijn ze hun exclusieve boekenkarakter kwijtgeraakt, en daarin lijken ze op mediatheken op scholen. Ook school-mediatheken moeten zich heroriënteren op nieuwe functies. Mediathecarissen moeten nadenken over de relatie tussen boeken en digitale middelen, tussen leren in klassenverband en daarbuiten. Openbare bibliotheken blijven gericht op ontwikkeling, maar ze proberen de betekenis daarvan te verbreden – meer digitalisering en meer ontplooiing van sociale kanten van het menselijke verkeer. Is dat ook het geval met mediatheken? Hoe functioneren mediatheken op scholen met verschillende leerlingpopulaties, hoe ziet de variatie daarin er uit? Dat zijn vragen die ik me in ‘De schoolmediatheek als vrijplaats’ zal stellen. Die vragen hebben indirect te maken met de kwaliteit van lezen, maar ze gaan verder dan dat. Ik laat zien hoe scholen en jongeren nieuwe oriëntatieproblemen hebben, hoe ze gebruik maken van nieuwe mogelijkheden om daarmee om te gaan, en hoe ze zich weten aan te passen. Ik schets een beeld van de verschillende taken die mediatheken in scholen krijgen toebedeeld en welke functies ze zichzelf toe-eigenen. Bibliotheken en mediatheken zijn vrijplaatsen binnen de school. Ze openen de wereld en ze zijn het waard om gekoesterd te worden, net als de mensen die er werken!

3 thoughts on “Media-theken op school

  1. Gedegen stuk waarin je de huidige en toekomstige rol van mediatheken goed verwoord.

    Aan de opmerking van het ministerie van OCW ‘voor zover bekend geen discussie heeft plaatsgevonden’ na aanleiding van je vraag over het functioneren en belang van mediatheken/mediathecarissen wordt hard gewerkt.

    De BMO – beroepsvereniging van mediathecarissen – heeft een werkgroep Wettelijke Verankering Beroep in het leven geroepen. Jouw stuk voelt als een steun in de rug van de werkgroep.

  2. Dank Rineke voor dit heldere artikel waaruit hopelijk mag blijken dat mediatheken, met gekwalificeerd personeel, een basisvoorziening zijn binnen elke school voor voortgezet onderwijs. Heel fijn dat onze mediatheek een bijdrage aan dit stuk heeft mogen leveren. Ik zie uit naar het vervolg.

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Twitter picture

You are commenting using your Twitter account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s