
De verdiensten van Lale Gül
Rineke van Daalen
Het is ruim dertig jaar geleden dat Marlene de Vries Ogen in je rug (1987) schreef. Een mooie sociologische dissertatie over het leven van Turkse meisjes in Nederland. De titel verwijst naar de sterke sociale druk die deze meisjes destijds van hun familie en van bredere Turkse netwerken ondervonden. Hun gangen werden nauwlettend in de gaten gehouden. Het is inmiddels 2021, maar in Ik ga leven van Lale Gül blijkt dat nog steeds het geval te zijn. Is er in de tussentijd dan niets veranderd?
Eén ding is er zeker veranderd: Turkse – en Marokkaanse – meisjes hebben hun onderwijsachterstand op meisjes met een Nederlandse achtergrond gestaag ingelopen (https://digitaal.scp.nl/emancipatiemonitor2018/steeds-minder-verschil-tussen-vrouwen-van-nederlandse-en-niet-westerse-herkomst/). Lale Gül is één van hen: ze studeert Nederlands aan de universiteit.
Ze is geboren en getogen in Nederland, en dat is in haar hele doen en laten te merken. Ze heeft goede herinneringen aan haar basisschool, die haar een bredere horizon geeft dan ze thuis gewend is. Haar docenten staan luchtiger in het leven dan haar ouders en ze leert gemakkelijk. De openbare bibliotheek, en vooral het gratis lenerspasje, zijn voor haar een openbaring. Met haar eigen pasje en dat van haar broer kan ze zich 16 boeken per keer permitteren. Alle boeken, films, tijdschriften waar ze de hand op weet te leggen zuigt ze in zich op. En die bevlogenheid heeft resultaat: ze krijgt de hoogste Cito-score die een leerling van haar school ooit heeft behaald. ‘Maar dat was vooral uitzonderlijk omdat de rest het heel slecht deed’, zo merkt Gül relativerend op. Ze gaat naar het vwo en rondt dat moeiteloos af.
Je zou daarbij trotse ouders verwachten, maar haar prestaties worden thuis niet als wapenfeiten ervaren, niet door Gül, niet door haar familie. De uitreiking van haar vwo-diploma is geen feestelijke familie-bijeenkomst. Als ze haar diploma gaat ophalen, blijven haar ouders thuis. Dat heeft een islamitische achtergrond – volgens het geloof zijn alleen religieuze gebeurtenissen de moeite van het vieren waard. En bovendien, haar vader vindt het vanzelfsprekend dat zijn kinderen het goed doen. Eigenlijk ziet hij het als hun plicht, ze zijn immers nooit iets tekort gekomen – ze hebben zorgzame ouders gehad, ‘ze hebben dag in dag uit onderwijs genoten vanaf hun vierde, tuurlijk moet je dan een diploma halen.’ Haar moeder vindt goede schoolprestaties voor meisjes niet zo belangrijk. Zij ziet het liefst dat haar dochter ‘een knappe, welgevallige, serviele, rijpe en gezonde vrouw’ wordt, een ingetogen, vrome moslima, die gehoorzaam is aan haar ouders en echtgenoot, die de familie-eer hooghoudt en die in de toekomst de familie voort gaat zetten. Zo’n vrouw zou er de levende demonstratie van zijn dat zij als moeder in haar opvoeding succes heeft gehad.
Twee verschillende stelsels van verdiensten botsen met elkaar. De waardering van Gül’s schoolprestaties, beter gezegd, het negeren van die prestaties doet denken aan het verhaal van een jonge rechter uit mijn kennissenkring. Ze komt met haar uit Marokko afkomstige moeder een bekende tegen, die informeert of het voor haar dochter geen tijd wordt om te trouwen. ‘Ze is net rechter geworden’, zegt haar moeder. Maar de man is daar niet van onder de indruk. In streng Islamitische kring tellen de intellectuele prestaties van vrouwen niet of nauwelijks mee. Daar liggen vrouwelijke verdiensten eerder – in de woorden van Gül – in het gezellig kwebbelen met de buren, in koekjes bakken, en bovenal in het leven naar de leer van de Koran.
In de schoolse meritocratie draait het om diploma’s, om ‘het papiertje’, in de religie draait het om het leren leven naar de Koran. Om daarmee vertrouwd te raken is Lale Gül jarenlang naar de Koranschool gegaan, maar die bezoeken hebben haar juist afkerig gemaakt van het geloof. Ze is blij dat er in haar tijd geen Islamitische lagere scholen in de buurt bestonden. Zij zat in de klas met kinderen met verschillende levensbeschouwingen, van over de hele wereld. Haar jongere zusje gaat wel naar een islamitische basisschool, en Lale maakt zich grote zorgen over de ontwikkeling van de intellectuele en kritische vermogens van haar zusje. Voor Lale wint de verlichting het van het geloof, maar het is geen vrolijke triomf. Het is een dramatisch en verdrietig proces, waarin de lezer meegevoerd wordt in de onoplosbare dilemma’s en loyaliteitsconflicten waar Lale Gül in haar familie voor komt te staan. Voor wie hoopt op verandering, voor wie vrouwen meer zelfstandigheid toewenst, is Ik ga leven een treurig boek.
De familie Gül komt uit Turkije, moeder uit een klein dorpje, vader uit de stad Sivas. Beiden zijn Soennieten en beiden belijden een conservatieve Islam. De familie behoort tot de Milli Görüs-beweging, en vader en vooral moeder zien streng toe op de naleving van hun gedragsregels, net als dat in de jaren 1980 het geval was. In haar dissertatie uit 1987 sprak Marlene de Vries de verwachting uit dat de kinderen van de meisjes die ze interviewde meer onderwijs zouden volgen dan hun moeders, dat ze vrijer in het leven zouden staan en dat de mensen om hen heen hen vrijer zouden laten. Het eerste is wel, het tweede niet gebeurd. In de familie Gül is geen plaats voor individualisme en zelfbeschikkingsrecht voor vrouwen, en dat leidt voor ontwikkelde vrouwen zoals Lale Gül tot grote spanningen.
Ook in Liefde op maat uit 2005 vertelden Turkse en Marokkaanse jongeren aan Leen Sterckx en Carolien Bouw dat zij bij hun partnerkeuze onder grote sociale druk stonden. Maar tegelijkertijd waren ze uiterst bedreven in het combineren van traditionele huwelijkstradities en romantische liefde. Die inventiviteit is ook bij Gül te vinden: ze weet een intensieve liefdesgeschiedenis drie jaar lang verborgen te houden. Maar in de loop van het boek wordt schipperen voor haar steeds moeilijker. Haar familie wordt wantrouwender, en zelf raakt ze minder tot inschikken bereid. De vrome, goede huwelijkskandidaten die haar ouders voor haar uitkiezen wijst ze onmiddellijk af. Een academische opleiding is wel het minste wat ze van hen verlangt. Ze is steeds minder van zins zich naar het collectief te voegen.
De gestage ontwikkeling van individuele jonge vrouwen lijkt samen te gaan met stagnatie in de gemeenschap waartoe ze behoren. De meisjes in het boek van De Vries, Ogen in je rug, signaleerden al dat hun nichtjes in Turkije zich aan minder strikte regels hoefden te houden dan zijzelf in Nederland. Hun ouders waren bang dat ze in Nederland zouden vernederlandsen en zouden verwilderen. Dat gevoel van buitenaf bedreigd te worden lijkt de laatste decennia te zijn toegenomen. Angst voor de Islam en de opkomst van rechts-nationalistische partijen zoals de PVV en het FvD hebben daartoe bijgedragen. Ook hebben de politieke en religieuze verschuivingen in Turkije, met Erdoğan in een dominante positie, een verwijdering ten opzichte van de EU tot gevolg gehad. Een deel van de Turkse gemeenschap in Nederland keert zich meer naar binnen, is meer op Turkije gericht, en is religieuzer geworden. Turken in Nederland hebben daartoe meer gelegenheid gekregen, onder andere door de verbreiding van Koranscholen en – internaten (zie ook Kleijwegt 2014), en door de opkomst van een politieke partij zoals Denk.
Lale Gül combineert een opleiding in het hoger onderwijs met een individualistische levensinstelling en een ‘vernederlandsing’, die onder andere zichtbaar is in haar beschrijving van de Rome-reis op de middelbare school en in de liefdesgeschiedenis met Freek. Maar de gedragsverandering die ze doormaakt speelt zich af binnen een gemeenschap die zich blijvend – en misschien juist meer – op Turkije en op Turkse waarden oriënteert. Het zijn strijdige ontwikkelingen, waardoor meisjes zoals Lale Gül dreigen te worden klemgezet. Ik kan niet goed beoordelen hoe uitzonderlijk Güls situatie is. Dat haar ouders tot de eerste generatie immigranten behoren is in ieder geval bijzonder, en misschien ligt ook daarin een verklaring voor hun conservatieve gedrag. Hoe dan ook, Lale Gül vecht terug, en je wenst haar veel steun toe, in eigen gelederen en daarbuiten.
Kleijwegt, Margalith 2014, Familie is alles. Onzichtbare ouders tien jaar later. Amsterdam/Antwerpen: Atlas Contact.
Sterckx, Leen en Carolien Bouw 2005, Liefde op maat. Partnerkeuze van Turkse en Marokkaanse jongeren. Amsterdam: Het Spinhuis
Vries, Marlene de 1987, Ogen in je rug. Turkse meisjes en jonge vrouwen in Nederland. Alphen aan den Rijn/Brussel: Samson