Beroepsonderwijs en algemeen vormend onderwijs: de dichotomie ontkracht
Het Nederlandse onderwijs kent twee compartimenten: het beroepsonderwijs (vmbo, mbo, hbo) en het algemeen vormende onderwijs (havo, vwo, universiteit). Waarin onderscheiden deze twee soorten onderwijs zich van elkaar? Is het beroepsonderwijs meer gericht op het aanleren van specifieke vaardigheden en het algemeen vormende onderwijs meer op algemene kennis? Leer je in het beroepsonderwijs een vak en is het andere onderwijs meer op Bildung gericht? Dat is wat in het algemeen wordt gedacht.
De masterscriptie van Andrea Forster, die de SER-prijs 2016 heeft gekregen, laat echter zien dat deze tweedeling niet is vol te houden. A Vocational Decline? The Influence of School-to-work Linkage on Employment over the Life-course gaat over de relatie tussen onderwijs en latere beroepsuitoefening, en de rol die beroepsgerichtheid in het onderwijs daarbij speelt. Forster zoekt naar verbanden tussen specifieke opleidingen en het werk dat afgestudeerden later gaan doen. Als een groot aantal afgestudeerden van een bepaalde opleiding in een beperkt aantal beroepsposities terecht komt spreekt ze van een krachtige koppeling tussen onderwijs en beroep. Denk bijvoorbeeld aan studenten geneeskunde, van wie de meesten arts worden; of denk aan de jongeren die een mbo-opleiding electro-techniek hebben gevolgd en die voor het grootste deel electricien worden.
Andrea Forster gebruikt gegevens uit de Enquête Beroeps Bevolking om onderwijsniveau en -specialisatie te koppelen aan beroepen. Zij ziet het verband tussen een bepaalde opleiding en latere beroepsuitoefening als een indicator voor de beroepsmatigheid van die opleiding. Hoe nauwer het verband, des te beroepsgerichter het onderwijs. Op basis daarvan zou je verwachten dat die koppeling in het beroepsonderwijs sterker is dan in het algemeen vormende onderwijs. Dat blijkt echter niet zo te zijn. Er is sprake van een glijdende schaal, niet van een dichotomie. En de variatie binnen het beroepsonderwijs en binnen het algemeen vormende onderwijs is groter dan de variatie tussen die twee soorten opleiding.
Andrea Forsters onderzoek laat zien dat de basisclassificatie – beroeps/algemeen vormend – van het Nederlandse onderwijsstelsel te algemeen is om daarmee de beroepsmatigheid van een opleiding te beoordelen. Beter is het om het verband tussen onderwijs en beroep te bekijken op het niveau van afzonderlijke opleidingen. Dat geeft een gedetailleerder beeld van de relatie tussen onderwijs en beroep, en het doet recht aan de heterogeniteit daarvan. Op universitair niveau zijn er opleidingen die sterk gekoppeld zijn aan een bepaald beroep, maar ook studies met een zwakke beroeps-koppeling zijn daar te vinden, zoals managementstudies met studenten in heel verschillende beroepen. Op mbo-niveau blijkt ook veel meer variatie te bestaan dan de term beroepsonderwijs suggereert. Ook op dat niveau zijn er opleidingen met een algemeen karakter, van waaruit studenten verschillende kanten op kunnen waaieren.
Forsters scriptie geeft te denken over de dichotomie in het secundaire en tertiaire onderwijs in Nederland. Wordt het geen tijd om die dichotomie los te laten en op een andere manier na te denken over de relatie tussen opleiding en beroep?
Andrea Forster 2015, A Vocational Decline? The Influence of School-to-work Linkage on Employment over the Life-course. Research Master of Social Sciences aan de Universiteit van Amsterdam; winnaar van de SER-scriptie prijs 2016.