Home

Het gaat niet goed met de mediatheken in het voortgezet onderwijs. Hun aantal daalt gestaag, van 709 in 2012 naar 427 in 2022. Van de scholen beschikt 27% over een mediatheek met een mediathecaris, terwijl 20% van de mediatheken het zonder mediathecaris moet doen. De leeftijd van de mediathecarissen is relatief hoog. In 2012 was 72% van hen boven de vijftig jaar. Dat draagt een groot risico op verdere daling in zich, want het is geen automatisme om vertrekkende mediathecarissen te vervangen. Ook de kosten of ruimtegebrek kunnen een reden zijn om mediatheken te laten krimpen of ze zelfs op te heffen. Of de samenwerking met de openbare bibliotheken die een eigen schoolmediatheek overbodig zou maken.

De bezorgdheid over het leesniveau van Nederlandse kinderen zou je met enige moeite als een blessing in disguise voor de mediatheken kunnen bekijken. Die heeft er in ieder geval voor gezorgd dat mediatheken na een periode van verwaarlozing op de politieke agenda zijn terecht gekomen. De Stichting Lezen nam, samen met de BMO en KB, nationale bibliotheek, het initiatief om de kwaliteit van het mediatheekwerk in het voortgezet onderwijs in Nederland te onderzoeken. Het resultaat daarvan is in april 2024 verschenen: Mediatheken in het voortgezet onderwijs. Stand van zaken 2023. De onderzoekers, Marleen Kieft en Vera van Rossum, hebben gesprekken met deskundigen gevoerd, en op basis daarvan een enquête afgenomen onder mediathecarissen en schoolleiders. Tot slot hebben ze nog een verdiepende interviewronde gehouden met een gevarieerd gezelschap van schoolleiders (5) en mediathecarissen (7) (Kieft en Van Rossum 2024).

In het onderzoek van Kieft en Van Rossum vallen twee kwesties mij op. De eerste is de zwakke positie van mediathecarissen, op school en als beroepsgroep. Veel mediathecarissen zijn enthousiast en bevlogen, maar ze maken geen deel uit van een krachtige professionele beroepsgroep. Voor wie in Nederland mediathecaris wil worden ontbreekt zelfs een opleiding. Dat verzwakt hun positie binnen de school. Bijna de helft van de mediathecarissen ziet de samenwerking met vaksecties en met school als iets wat beter kan. De afstand tot de secties en de schoolleiding is een veel gehoorde klacht. Mediathecarissen kunnen het best functioneren als ze op de hoogte zijn van belangrijke projecten, ze willen graag bijdragen aan de samenstelling van de boekencollectie of meeschrijven aan de plannen voor digitale geletterdheid en mediawijsheid, ze willen meedenken over de inrichting van de nieuwe mediatheek. Waar de contacten tussen mediathecarissen en de school wel goed verliepen, merkte je dat de mediatheek beter in het schoolleven was geïntegreerd (Van Daalen 2024). Maar in het lijstje met verbeterpunten van de schoolleiders komt samenwerking met de mediathecarissen niet voor. Het laat nog eens zien dat mediatheken in veel scholen in de marge opereren.

Drie van de zes aanbevelingen van Kieft en Van Rossum gaan over het versterken van de positie van mediathecarissen, in en buiten de school: ‘Zorg voor opleiding en professionalisering’, ‘Geef een impuls voor de samenwerking met docenten van alle vakken’, ook met wiskunde docenten of met docenten die betrokken zijn bij de begeleiding van profielwerkstukken; ‘Versterk de strategische positie van mediathecarissen’, in het bijzonder via een krachtige beroepsvereniging. Die drie aanbevelingen zijn onderling verbonden. Goed toegeruste mediathecarissen, die onderdeel zijn van een krachtige beroepsgroep, zullen zich zowel binnen de school als in het domein van lezen gemakkelijker laten horen. Het zal moeilijker worden om over hen heen te kijken.

De tweede kwestie die me opviel zijn de verschillen tussen schooltypen. Vmbo-scholen en praktijkscholen blijken minder vaak een mediatheek met een mediathecaris te hebben. In het onderzoek van Kieft en Van Rossum zegt een van de schoolleiders van een praktijkschool dat mediatheken voor hun leerlingen niet geschikt zouden zijn, omdat ze niet van lezen houden en lezen moeilijk vinden. Je zou die redenering ook kunnen omdraaien. Juist die leerlingen hebben speciale aandacht nodig om gemotiveerd te raken. Non-fictieboeken zouden in dat verband een rol kunnen spelen. Uit de hoge frequentie waarmee informatieve boeken uit de mediatheek verdwijnen zou je kunnen afleiden dat daarvoor wel degelijk belangstelling bestaat. Een van de mediathecarissen op het vmbo vertelt dat zijn leerlingen graag over brommers, trekkers en autotechniek lezen. Hij vroeg een groepje jongens die graag iets over trekkers wilden weten een boek op internet te zoeken. ‘Deze jongens kwamen dus met hun laptop en lieten een boek zien. Toen heb ik dat voor hen gekocht. Ondanks dat ze niet van lezen houden, vonden ze dit boek toch wel heel leuk.’ Praktijkleerlingen ‘die graag dingen met hun handen doen’ leenden graag informatieve boeken (Kieft en Van Rossum 2024: 17). Dit voorbeeld valt gemakkelijk uit te breiden. Iemand is een groot liefhebber van basketbal, de ouders van iemand anders zijn net gescheiden, iemand wil meer weten over het land van herkomst of juist over Nederland, iemand begint na te denken over eigen gender. Leerlingen hebben een brede belangstelling, en het is de kunst om boek – fictie of non-fictie – en belangstellende bij elkaar te brengen.

Een kwestie waarover het onderzoek van Kieft en Van Rossum geen uitsluitsel geeft is de samenwerking tussen scholen en de Openbare Bibliotheek, die op dit moment door de overheid wordt gestimuleerd. Die samenwerking kost geld en niet iedereen is er enthousiast over. Openbare bibliotheken zijn minder laagdrempelig, de medewerkers kennen de kinderen niet of minder goed, het is voor de medewerkers minder gemakkelijk om aan te sluiten bij de leerlingpopulatie en activiteiten van een bepaalde school. Marleen Kieft en Marlous van Rossum hebben als aanbeveling ‘om vo-scholen actief te benaderen en goed te informeren over de mogelijkheden en toegevoegde waarde van verschillende vormen van samenwerking, zoals ook al gebeurt in het kader van de Impulsregeling Masterplan Basisvaardigheden en de Bibliotheek op school.’

Mediatheken en mediathecarissen zijn geen wondermiddel om kinderen aan het lezen te krijgen, maar ze kunnen daar zeker bij helpen. Dat lijkt me een van de conclusies uit het onderzoeksverslag. Mediatheken op school vormen de meest laagdrempelige voorziening om kinderen met boeken in aanraking te brengen. Ze hebben het voordeel dat ze buiten de orde van de klas maar binnen de orde van de school functioneren. Die marginale positie geeft ze een armslag die noch docenten, noch openbare bibliotheken hebben. Docenten zijn gebonden aan hun eigen lesprogramma, terwijl mediathecarissen zich helemaal op het lezen kunnen richten. Binnen de school kunnen zij zich als spil van het lezen profileren. Het vakgebied van de mediatheek is ‘lezen’ in alle breedte, en dat bestrijkt het hele onderwijs. Het belang van lezen overschrijdt de grenzen van de talensecties. Mediathecarissen kunnen hun mediatheek aanpassen aan de specifieke leerlingpopulatie van hun school. Ze kunnen aansluiten bij de projecten van een bepaalde school, ze kunnen inspelen op de profielwerkstukken, ze kunnen in hun collectie gemakkelijker rekening houden met de behoeften van hun kinderen – hun taalniveau, hun belangstelling, de regio’s of landen waar ze zijn opgegroeid.

Leerlingen kunnen zich in mediatheken onttrekken aan de vaste dynamiek van hun klas, waardoor ze beter tot hun recht kunnen komen. Ze kunnen meer aandacht krijgen, op een meer persoonlijke manier. Openbare bibliotheken hebben voor hen een hogere drempel, en ze hebben het nadeel dat de mensen die er werken minder vertrouwd met hen zijn.

De Stichting Lezen ziet als ideaal dat alle scholen in het voortgezet onderwijs een goed toegeruste mediatheek hebben, met een deskundige mediathecaris, die binnen de school een centrale rol heeft in het bevorderen van lezen en van digitale geletterdheid. De mediatheek terug in het schoolgebouw! – Dat is de opdracht van de komende jaren, met extra aandacht voor de praktijkscholen en de vmbo-scholen.

Marleen Kieft en Vera van Rossum 2024, Mediatheken in het voortgezet onderwijs. Stand van zaken 2023. Amsterdam: Stichting Lezen.

Rineke van Daalen 2023, Lezen is iets tussen mensen. Een pleidooi voor de schoolbibliotheek. (https://rinekevandaalen.nl/2023/03/13/lezen-is-iets-tussen-mensen/), ISBN 9789464657234.

Leave a comment