
Joris Luyendijk heeft niet te klagen over een gebrek aan aandacht voor zijn nieuwe boek. Maar mijn eigen punt ben ik in de commentaren niet tegengekomen, en dus: vooruit dan maar!
‘Wij hadden alles mee en niks tegen’, zo schrijft Luyendijk en schetst een nogal stereotiep beeld van de sociale ongelijkheid in Nederland (NRC 5/6 februari 2022). Net als Sander Schimmelpennink brengt hij vooral de machtigen voor het voetlicht, en dat blijken net als hij mensen met zeven vinkjes te zijn: minstens één hoogopgeleide en/of welgestelde ouder, minstens één in Nederland geboren ouder, man, hetero, wit, gymnasium of vwo, universiteit. Zij hebben het in Nederland voor het zeggen, en zij bepalen wie aan de top terecht komt. Voor zijn nieuwe boek heeft hij geconstrueerd hoe zijn eigen loopbaan er zou hebben uitgezien als hij ‘in een ander lichaam of in een andere wieg was geboren’. Hij interviewde mensen met andere uitgangsposities, om zo meer te weten te komen over mensen die buiten zijn gezichtsveld leven, op de armoedegrens of laaggeletterd, en dat combineerde hij met materiaal over onrechtvaardigheid.
Wat hij aantrof deed zijn wereldbeeld kantelen. De bovenste bovenlaag van Nederland is eenzijdig samengesteld. Wie ertoe behoort heeft niet te maken met discriminatie, hoeft niet naar de voedselbank, en heeft geen schulden Hun kinderen hebben goede kansen in het onderwijs. Zulke mensen hebben het in hun leven wel erg gemakkelijk gehad, en dan hebben ze ook nog eens het geluk dat ze in een rijke verzorgingsstaat leven. Het is allemaal waar, het is onrechtvaardig, de groeiende ongelijkheid is een kracht die de samenleving ondermijnt, maar: het is niet verrassend, én het is slechts het halve verhaal.
De andere helft gaat over al die mensen die er een brokkelig vinkenpatroon op nahouden. Vrouwen die journalist zijn of directeur, burgemeesters die uit Marokko komen, 24-jarige loodgieters met een overvloed aan goed betaald werk, afgestudeerde violisten met een smalle beurs, homoseksuele, zwarte advocaten. Kijk om je heen en zoek de voorbeelden. Zo ziet sociale stratificatie er in Nederland anno 2022 uit.
Nederland is een samenleving met een brede, sterk gedifferentieerde en gelaagde middenklasse. Het grootste deel van de Nederlandse bevolking behoort daartoe. Er is een grote en groter wordende kloof tussen de uitersten, maar een dichotome klassenindeling is er zeker niet. Door de aandacht te vestigen op de machtigen en de machtelozen, op de rijken en de armen schaart Luyendijk zich in een gezelschap dat systematisch en gemakzuchtig over het midden in al zijn schakeringen heen kijkt. Een dichotoom beeld spreekt aan en wekt verontwaardiging, maar het vormt een kreupele basis om de sociale ongelijkheid te analyseren. Daarvoor onttrekt het te veel aan het oog.
De 21e-eeuwse Nederlandse samenleving kent een grillige sociale gelaagdheid. Met een grote diversiteit, met ambivalenties en met contradicties. Klasse, macht en status blijken in het midden minder vaak te corresponderen dan aan de uitersten. Klassen laten zich niet goed afbakenen en klassentegenstellingen zijn vloeiender geworden. Nederland is met andere woorden niet alleen armer en rijker geworden, maar tegelijkertijd ook gelijker. De stratificatieverhoudingen zijn complexer en daardoor minder gemakkelijk te duiden. Nederlanders hebben er daardoor moeite mee om met ongelijkheid om te gaan. De meesten houden er een gelijkheidsethos op na, ze maskeren verschillen, maar ze etaleren die ook.
Dat moderne type grillige ongelijkheid blijft onzichtbaar wanneer je alleen de zevenvinken en de armen in beeld brengt. Het midden is divers naar opleiding en beroep, naar levensstijl en habitus. Mensen met een mbo-opleiding behoren ertoe, maar ook sommige universitair geschoolden. Het is een onoverzichtelijk geheel, met veel variatie, vele schakeringen en overlappingen. Binnen dat midden is de sociale en culturele afstand tussen mensen kleiner geworden, zijn de hiërarchische verhoudingen minder duidelijk en de gezagsverhoudingen minder vanzelfsprekend. De tijd van buigen en knielen is voorbij, ook nu de ongelijkheid groter is geworden.
Nederland bestaat niet uit twee klassen, niet uit ‘de elite’ en ‘het volk’! Maar de 21e-eeuwse veranderingen in de sociale ongelijkheid passen niet in Luyendijks nogal paternalistische universum. Wat die veranderingen voor de maatschappelijke verhoudingen betekenen is niet op voorhand duidelijk en het is niet iets waarin Luyendijk geïnteresseerd is. ‘Het is zoals het is’, zo besluit Luyendijk, en plaatst ‘wij’ tegenover ‘zij’.
Nee, dat is het niet. Dat denk je, wanneer je alleen maar naar hoog en laag kijkt en het merendeel van de bevolking overslaat.
Sterk punt!