Home

Op 23 mei 2021 is Elsbeth Kalff-de Booij overleden. Elsbeth was socioloog, en ze behoorde tot de kring van historisch-sociologen aan de Universiteit van Amsterdam. Zij ging pas sociologie studeren toen ze wat ouder was, en het was in die tijd dat wij elkaar leerden kennen. We werkten in dezelfde kamer, op de bovenste verdieping van ‘het Sociologisch Instituut’. Gerhard Durlacher was onze buurman, met wie we veel kletsten, in de deuropening op de gang. Elsbeth werkte in die periode als kandidaatsassistent bij Paul ten Have die de slapers in het Vondelpark onderzocht. Na haar afstuderen begon zij aan een dissertatieonderzoek naar de hygiënisering van Parijs, in de tweede helft van de negentiende eeuw. Ze schreef er twee dikke boeken over en promoveerde in 1995, onder andere bij Abram de Swaan. In 2008 publiceerde ze een bewerking van haar proefschrift: Le logement insalubre et l’hygiénisation de la vie quotidienne. Paris (1830-1990).

Elsbeths boeken gaan over de verbreiding van nieuwe hygiënische standaarden, en bij de interpretatie van dat proces maakt ze gebruik van het sociologische werk van Norbert Elias en Johan Goudsblom. Net als ik dat deed in Klaagbrieven aan de Gemeente Amsterdam 1865-1920 (1987). Beiden verdedigden we de stelling dat nieuwe gedragsstandaarden zich pas konden verbreiden toen er een kleine burgerij ontstond, een middengroepering, die ontvankelijk bleek voor de beschavingsoffensieven van hogergeplaatsten. Zo bleken nieuwe hygiënische standaarden zich vooral te verbreiden onder groeperingen die zich sociaal met elkaar verwant voelden. Die verbreiding vond plaats ‘via strevingen als naijver, respect, of irritatie, kortom via imitatie en distinctie’, eerder dan door doelbewuste pogingen tot gedragsverandering van hooggeplaatsten (Kalff 1987: 780).

In de klachten die Elsbeth heeft bestudeerd, leggen de klagende burgers een oorzakelijk verband tussen ongezondheid en een reeks ongesorteerde problemen. Veel klachten gaan over stank, en het is begrijpelijk dat deze vanuit het anti-contagionistische perspectief van toen inderdaad als oorzaak van ziekten werden aangemerkt, maar bij andere klachten is dat verband twijfelachtiger. Zoals bijvoorbeeld bij een rokende bakkersoven of een doorzakkende vloer (Kalff 1987: 767). De klachten gaan over de volksgezondheid, maar het is duidelijk dat er voor de klagers tussen de regels door meer op het spel staat. Ze laten het impliciet, maar waar het ze om gaat dat is een manier van leven die ze associëren met een groep waartoe ze willen behoren. Ze bewonderen de ‘echte’ burgerij en in gedrag willen ze niet onderdoen voor hun burgerlijke maatstaven (Van Daalen 1987: 58). Ze proberen daar zelf aan bij te dragen door in hun dagelijkse leven zo veel mogelijk op deze hogere burgers te lijken. Ze proberen hun eigen gedrag aan te passen, en voor zover ze daarbij afhankelijk zijn van derden wenden ze zich tot de overheid met verzoeken om betere fysieke voorzieningen, een betere infrastructuur en om regulering van het gedrag van buren, huisbazen én vertegenwoordigers van gemeentelijke instellingen.

Deze redenering, die draait om imitatie en distinctiedrift, is aan Norbert Elias én Johan Goudsblom ontleend. In ‘Civilisatie, besmettingsangst en hygiëne’ werkt Goudsblom de volgende vraag uit: ‘heeft de strijd tegen besmettelijke ziekten, veroorzaakt door de aanvankelijk onzichtbare micro-parasieten, bijgedragen tot de vorming van meer beschaafde leefgewoonten?’ (1977: 273) Goudsblom geeft een bevestigend antwoord, maar hij constateert dat ook het omgekeerde waar is: de vorming van meer beschaafde leefgewoonten heeft ook bijgedragen tot de strijd tegen besmettelijke infectieziekten. Daarmee relativeert hij het aandeel van de rationele, medische kant van verbeteringen in de volksgezondheid, en geeft hij ook ruimte aan sociale en emotionele motieven. In mijn proefschrift is het belang daarvan nog duidelijker te zien, omdat het daar niet alleen over gezondheid gaat, maar ook over gedrag in publieke ruimten zoals de tram.

Wie leeft in een maatschappij die zich door grootscheepse vaccinatie tegen covid19 langzaam uit de lockdown-periode worstelt, leest boeken en artikelen over gedrag en gezondheid met andere ogen, en nieuwe onderzoeksvragen dienen zich aan. De relaties tussen overheid, wetenschappers, burgers en hun gedrag zijn de afgelopen anderhalf jaar onder spanning komen te staan, net als dat in eerdere epidemieën het geval was. Nu we ervaringsdeskundigen zijn geworden herkennen we onszelf en onze tijdgenoten in beschrijvingen van de manier waarop mensen vroeger met epidemieën omgingen. De mengeling van rationele en irrationele, sociale en emotionele overwegingen die destijds een rol speelden, doen dat ook nu. Sociale controle, zelfdwang en statusmotieven spannen daarbij samen, zo stelt Goudsblom (1997: 48). Door de covid19-pandemie is die mengeling voor ons gemakkelijker herkenbaar geworden dan toen we infectieziekten ervoeren als ‘iets van vroeger’, ‘iets wat de mensheid had overwonnen’. Ook nu, in 2020 en 2021, verwijzen het streven naar gezondheid en pogingen om de covid19-epidemie te bestrijden, naar een complex van verschijnselen: naar de dreiging van microparasieten, naar sociale relaties, emoties, ideeën over gezondheid en gezondheidsgedrag. Die verschillende elementen staan met elkaar in verband en werken op elkaar in. De complexiteit daarvan heeft zich onder andere in de reacties op overheidsingrijpen in de bestrijding van covid19 in volle omvang gemanifesteerd. Zie de protesten tegen de maatregelen, zie ook het wantrouwen tegen de vaccins. In deze reacties deden zich onverwachte samenwerkingen voor. Demonstranten die daarvoor niet of nauwelijks met elkaar contact hadden, vonden elkaar nu als verwante geesten. Mensen die op het eerste gezicht op elkaar leken en die bij elkaar leken te behoren, werden ineens elkaars tegenstanders. Nieuwe verbindingen ontstonden én nieuwe scheidslijnen werden getrokken.

Aan het eind van Le logement insalubre et l’hygiénisation de la vie quotidienne roept Elsbeth Kalff op tot een nieuwe campagne om de vervuiling van de planeet tegen te gaan. Ze pleit voor een ecologisering van het dagelijks leven. Die was, toen ze dat in 2008 opschreef, volgens haar net zo noodzakelijk als de hygiënisering dat in de 19e eeuw was. Het zijn profetische woorden gebleken, en ook daarin heeft Elsbeths denken veel verwantschap met dat van Joop Goudsblom. In Toward a Morality of Moderation. Report for the Dutch National Research Programme on Global Air Pollution and Climate Change (Aarts, Goudsblom, Schmidt en Spier 1995), zien de auteurs economisering en ecologisering als beschavingsprocessen. Ze analyseren de sociale dwang tot ‘ecologische zelfbeheersing’ die door milieuorganisaties wordt uitgedragen, en ze onderzoeken campagnes die gericht zijn op bevordering van het milieubewustzijn en op matiging. Ook hier staat bij ecologisering meer op het spel dan alleen het milieu en de planeet. Ook hier gaat het om manieren van leven, manieren van zijn. In vroeger tijden groeide de consumptie van mensen vanuit hun streven tot behoud en verbetering van hun sociale status. In Toward a Morality of Moderation vragen de auteurs zich af hoe dat tij is te keren. Ze veronderstellen dat diezelfde drijfveren ook te gebruiken zijn als een mogelijke tegenkracht van consumptietoename. Hoe kan je bereiken dat mensen zich in hun gedrag gaan richten op anderen die zich matigen, dat ze op hen willen gaan lijken?

Toward a Morality of Moderation dateert uit 1995, maar anno 2021 is de dreiging van ecologische ontwrichting nog vele malen groter dan toen. Robert van Krieken schreef daarover, in het midden van de covid19-epidemie. De uitbraak van deze epidemie beschouwt hij als een van de symptomen van deze ontwrichting. Hij acht het noodzakelijk dat de manier van leven waaraan we gewend zijn en waaraan we gehecht zijn, die we hebben weten te bereiken door een hoge graad van beheersing en regulering, nu zelf wordt gereguleerd. Het civilisatieproces moet aan een meta-civilisatieproces worden onderworpen, en daarvoor is volgens hen een cultuuromslag nodig en een omslag in emoties. Wie je bent en hoe je leeft – dat moet veranderen, en het is de vraag hoe dat bevorderd kan worden. Aan het begin van de covid19-epidemie leek het besef daarvan enigszins door te dringen. Even leek het mogelijk dat de mensheid een nieuwe weg zou inslaan, tot behoud van de planeet, maar gaandeweg is dat steeds twijfelachtiger geworden. Zeker nu de covid19-epidemie bestaande tegenstellingen en bestaand wantrouwen tegenover overheid en wetenschap heeft versterkt en vergroot. Voor sociologen zoals Elsbeth ligt hier een heel nieuw onderzoeksdomein.

Goudsblom, Johan 1997, ‘De verleiding van het teveel. De milieuproblematiek als een beschavingsprobleem’, in: Johan Goudsblom, Het regime van de tijd. Amsterdam: Meulenhoff, 39-51.

Kalff, Elsbeth 1987, ‘Honorabele particulieren als voorposten van de staat’, in Sociologisch Tijdschrift 13, 4, 751-796.

Kalff, Elsbeth 2008, Le logement insalubre et l’hygiénisation de la vie quotidienne. Paris: L’Harmattan.

Krieken, Robert van 2020, ‘Covid-19 and the civilizing process’, in: Journal of Sociology, 56, 4

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s