Home

Geboorten, seksualiteit en de Nederlandse verloskunde

Verloskundigen hebben altijd dag en nacht klaar gestaan om baby’s ter wereld te helpen, ook in de twintigste eeuw, in een tijd waarin Nederlandse getrouwde vrouwen niet buitenshuis mochten werken. Van moeders werd verwacht dat ze thuis bij hun kinderen bleven, en vroedvrouwen hadden dan ook zelden kinderen. Voor seksualiteit, liefde en zwangerschap was er naast hun beroepspraktijk geen plaats. Vroedvrouwen bleven meestal vrijgezel. Duizenden baby’s hielpen ze geboren worden, altijd waren ze met vrouwen bezig, maar aan hun eigen vrouwelijkheid kwamen ze niet toe. Er was de vrouwenemancipatie voor nodig om daarin verandering te brengen, en in Nederland was het een katholiek meisje uit het diepe zuiden van Brabant die daarbij het voortouw nam. Beatrijs Smulders – je zou haar de ongekroonde koningin van de Nederlandse verloskunde kunnen noemen. Hoe is ze dat geworden en wat heeft ze voor de verloskunde betekend?

Beatrijs werd als vierde van zeven kinderen in 1952 geboren in het gezin van Albert Smulders, de dokter van Bergeijk. Ik ben in hetzelfde dorp opgegroeid, en heb levendige herinneringen aan onze dokter. Bergeijk was in die tijd een katholiek dorp, maar mijn familie kwam van boven de grote rivieren en behoorde tot een kleine minderheid van mensen zonder godsdienst. Veel van wat Beatrijs over haar kinderjaren schrijft is voor mij herkenbaar, maar het kerkbezoek en de rituelen waar ze met zoveel liefde op terugkijkt zijn me vreemd. We leefden in verschillende werelden.

In de jaren zestig ging dat razendsnel veranderen: in minder dan tien jaar werden de kloosters opgeheven en afgebroken, en het kindertal nam spectaculair af. Voor de generatie die na de oorlog opgroeide was religie niet langer een bindende kracht. De jeugdcultuur van toen was voor hun belangrijker. Zo kwam Beatrijs in Amsterdam terecht, in dezelfde omgeving als wij, de Brabantse ongelovigen. Ze droeg dezelfde minirokken, luisterde naar dezelfde muziek, stemde op de PSP. De pil wilde ze liever niet gebruiken, maar dat was omdat ze die te zeer vond ingrijpen in haar hormoonhuishouding. Haar seksuele leven was er niet minder vrij om. Seksualiteit is een van de belangrijkste thema’s in Bloed. Een vrouwengeschiedenis (2021), en ik denk dat het een van Smulders’ verdiensten is dat ze seksualiteit een plaats geeft in de Nederlandse verloskunde. Haar boek is te lezen als een pleidooi voor meer aandacht voor vrouwelijke seksualiteit, ook in kwesties van zwangerschap en geboorte. In Bloed, het eerste deel van wat een trilogie moet worden, geeft ze een indruk van haar ideeën over dit onderwerp; in de twee volgende boeken gaat ze die verder uitwerken.

Beatrijs komt zowel van vaders- als van moederskant uit een familie van Brabantse medici. Haar vader studeerde in Utrecht, maar breekt in de oorlog zijn studie af omdat hij de loyaliteitsverklaring aan de Duitsers weigerde te ondertekenen. In Bergeijk wordt hij als arts-assistent aangenomen in de praktijk van dokter Hoyinck van Papendrecht. Daar ontmoet hij de zestienjarige dochter Willy, met wie hij na de oorlog zal trouwen. Beatrijs overgrootvader, Ferdinand Wijnand Smulders, was geneesheer, heel- en vroedmeester en huisarts in Sint-Michielsgestel. Haar grootvader Johan Smulders was huisarts in Schijndel. In navolging van Kyusaku Ogino en Hermann Knauss onderzocht hij in zijn eigen praktijk de relatie tussen het moment van de eisprong en de vruchtbaarheid. In 1930 schreef hij er een boek over: Periodieke onthouding in het huwelijk. In die tijd en in die katholieke omgeving was dat een revolutionaire daad, waarvoor hij een pauselijke waarschuwing kreeg. In het familie-archief zijn vier generaties medici en verloskundigen te vinden. Voorouders die zich ‘het lot van vrouwen en baby’s hebben aangetrokken’.

Vanaf klein meisje is Beatrijs gefascineerd door seks als een positieve levenskracht. Ze wil alles weten over haar eigen seksualiteit en over de seksualiteit van haar ouders en voorouders. Ze denkt er veel over na hoe ze is ontstaan en schrijft in haar dagboek, dat ze dat ‘best wel een wonder’ vindt. Ze bekijkt het schilderij van haar overgrootmoeder en vraagt zich af of die destijds plezier beleefde aan het vrijen met haar man. Beatrijs voelt zich sterk verbonden met deze familieleden en ze spelen een belangrijke rol bij haar keuze voor het vroedvrouwenberoep. Ze voelt zich door hen geïnspireerd en wil hun werk voortzetten.

Dat geldt ook voor de vroedvrouw uit het dorp. Beatrijs geniet van de verhalen van ‘juffrouw Vervoort’. Die blijkt in haar werk door te kunnen dringen tot het meest intieme domein van de zwangere en bevallende vrouwen. Ze weet alles van geboorte en dood, ze kent de schandalen van het dorp. Zo zou Beatrijs later ook willen worden. Maar wanneer de vroedvrouw in een liefdesgeschiedenis verzeild raakt, komt ze voor de keuze te staan tussen doorgaan met haar geliefde of doorgaan met haar beroep. Ze kiest voor het laatste. En dat is niet wat Beatrijs voor ogen heeft. Liefde en seksualiteit wil ze niet missen.

Na een verkeerde beroepskeuze voor de ergotherapie kiest ze vol overgave voor het vroedvrouwenberoep. Maar ze wil niets te maken hebben met het stereotype van de alleenstaande vroedvrouw met het knotje en de bril, die haar seksualiteit achter zich heeft gelaten. Zelf is ze dat niet van plan. Ze wil alles tegelijk: haar liefdes en haar seksuele leven én verloskundige worden. Als ze in 1978 bij de vroedvrouwenschool solliciteert, gaat ze eerst stijve tweedehands kleren kopen. Ze wil niet dat haar korte minirok haar kansen vermindert. Op school gaat ze een zware tijd tegemoet. De tijdgeest is niet tot de vroedvrouwenschool doorgedrongen en Beatrijs valt uit de toon. Ze ziet als leerling scherp wat ze zelf allemaal anders zou willen doen. Ze brengt de idealen van de vrouwenemancipatie met zich mee en vertaalt die naar de praktijk van de verloskunde. In haar praktijk krijgt ze met allerlei vrouwen te maken, het hele scala dat Amsterdam te bieden heeft. Ook vrouwen die getraumatiseerd zijn door huiselijk en seksueel geweld, en die tijdens de bevalling de negatieve gevolgen daarvan ondervinden. Haar opleiding heeft haar niet op deze schokkende ervaringen voorbereid. Maar al doende ontwikkelt ze een scherp oog voor verschillende kanten van seksualiteit, voor de vrijheid en de horigheid, zowel in haar persoonlijke leven als in haar beroepsleven. Ze ziet hoe seksuele ervaringen zwangerschap én bevalling beïnvloeden.

Bloed is een kroniek van een vroedvrouw die terugkijkt op haar eigen loopbaan en die een beeld geeft van de stormachtige ontwikkelingen die zich tijdens haar leven hebben voltrokken. De seksuele verhoudingen zijn opgeschud, en Beatrijs Smulders heeft daar enthousiast aan meegedaan. De verloskunde is eveneens opgeschud, en daar is ze een van de voorvechters geweest. Maar op beide fronten is de strijd niet uitgestreden en ziet Smulders dreigingen. De seksuele revolutie heeft vrouwen niet alleen bevrijd maar ook verzwakt. Anno 2021 verloochenen vrouwen nog steeds hun eigen seksuele verlangens, en nog steeds ontbreekt het mannen aan wat Smulders ‘penisbeschaving’ noemt. De beroepsgroep van verloskundigen is in allerlei opzichte veranderd, maar ook hun positie is ernstig verzwakt, zozeer dat hun voortbestaan als zelfstandige specialisatie op het spel staat. Over die gevaren valt een heel nieuw boek te schrijven.

Beatrijs Smulders blijft even strijdbaar als ze altijd is geweest. Ze zal er alles aan doen om de ondergang van het beroep tegen te gaan, maar in Bloed doet ze iets anders. Daarin haalt ze de seksualiteit de verloskunde binnen, en dat maakt het boek belangrijk voor de beroepsgroep en voor de opleiding van verloskundigen.

Beatrijs Smulders 2021, Bloed. Een vrouwengeschiedenis. Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar.

ISBN 9789038808512

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s