Home

 

Aan Marjolein Moorman, Wethouder van Onderwijs van Amsterdam (PvdA)

 

Geachte mevrouw Moorman,

Ik beschouw u als een van de grootste pleitbezorgers van kinderen op dit moment. Al vóór de coronacrisis hebt u zich ingespannen om het onderwijs te verbeteren en de ongelijkheid tussen kinderen te verminderen, en nu corona de bestaande problematiek nog scherper in beeld brengt heeft u uw strijd voor een beter onderwijs geïntensiveerd. De film Klassen van omroep Human (2020, 2021) laat de urgentie daarvan duidelijk zien.

U wilt kansenongelijkheid bestrijden en in een interview in de NRC (29-01-2021) noemt u een aantal maatregelen die u in dat verband wilt treffen. Uitstel van selectie, meer geld voor scholen met achterstandsleerlingen, een bonus voor leraren op achterstandsscholen en voor scholen die een brede-brugklas hebben, high-dosage tutoring om achterstanden weg te werken.

U richt zich in uw plannen vooral op het selectieproces van individuele kinderen voor het vwo en de havo. Leerlingen die naar het vmbo gaan, zoals u weet de helft van alle 12-jarigen, komen daar bij mijn weten niet in voor. U draagt daarmee bij aan een voortgezet onderwijs met twee gescheiden werelden: beroepsgerichte en algemeen vormende scholen, waarvan de eerste als tweede keuze en de laatste als enig zaligmakend wordt gezien. Het is een wereld van winnaars en verliezers, waarin ouders alles op alles blijven zetten om hun kinderen zo ‘hoog’ mogelijk – lees: in het hoger onderwijs – uit te laten komen. Bij een latere selectie – die zeker wenselijk is – zal dat proces niet verdwijnen maar vertraagd worden.

‘Mijn ideaal is dat we de stress uit het systeem halen. Al die bijlessen, al die toetstrainingen’, dat zegt u in het interview in de NRC. Ik ben echter bang dat de stress zal blijven bestaan, zolang u uw blik beperkt tot de selectie van kinderen voor het algemeen vormende onderwijs. Ik wil ervoor pleiten om meer aandacht te besteden aan de toekomstkansen van alle adolescenten; om het voortgezet onderwijs als één geheel te bekijken, als een ongedeeld stelsel met verschillende schooltypen die in samenhang met elkaar tot doel hebben om kinderen tussen de twaalf en achttien jaar een optimale ontwikkeling te bieden. Wanneer je het voortgezet onderwijs op die manier bekijkt, ontstaan er nieuwe vragen, bijvoorbeeld over de relatie tussen beroepsgericht en algemeen vormend onderwijs, of over kwesties als ‘wat doet er op school toe’, of over de mogelijkheden om het vmbo, de havo en het vwo met elkaar te verbinden.

Zolang het vmbo niet als een goed en volwaardig alternatief voor het vwo kan gelden, houden havo en vwo een voorkeurspositie en blijft het ‘voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs’ een opleiding waar je uit vrije keuze liever niet naartoe wilt. Het zou daarom goed zijn om meer aandacht, geld en energie te steken in het nadenken en praten over verbeteringen in het voortgezet onderwijs als één geheel, over de hele linie van vmbo, havo en vwo. Het gaat dan niet alleen om het verhogen van de kansen van individuele slimme kinderen, maar over de toekomstkansen van alle kinderen in die leeftijdscategorie, op alle schooltypen in het voortgezet onderwijs. Experimenteren lijkt me daarbij een sleutelwoord, en daarbij kunt u aansluiten bij bestaande experimenten, zoals het onderwijs aan 10-14-jarigen. Competitie in de schoolklas zal blijven bestaan, concurrentie op de arbeidsmarkt eveneens, maar de stress op school zal wel verminderen.

Ik hoop dat uw enthousiasme niet zal stranden in de oude ‘gelijke-kansen-retoriek’. De heilloze splitsing tussen beroepsgericht en algemeen vormend onderwijs staat daarin niet ter discussie. De ‘gelijke-kansen-ideologie’ heeft deze splitsing onbedoeld verscherpt, met desastreuze gevolgen voor het hele Nederlandse voortgezette onderwijs.

Met hartelijke groet,

Rineke van Daalen

Vervolg op open brief

Rineke van Daalen

————-

Vervolg op de Open Brief:

Om het vmbo en de vmbo’ers

In mijn open brief aan wethouder Moorman pleitte ik voor een onderwijsbeleid dat zich niet alleen richt op het verhogen van de kansen van individuele slimme kinderen, maar op de toekomstkansen van alle kinderen, op alle schooltypen in het voortgezet onderwijs.

Ik richt me daarmee tegen de ‘gelijke-kansen-ideologie’. Die neemt de heilloze splitsing tussen beroepsgericht en algemeen vormend onderwijs als gegeven; die heeft individuele sociale stijging tot doel en creëert daarmee een wereld van winnaars en verliezers; die besteedt te weinig aandacht aan de beroepsgerichte helft van het voortgezet onderwijs.

Marjolein Moorman begreep niet wat ik wilde zeggen en verwees me naar de bonus voor brede brugklassen en naar Kansenaanpak VO. De €9,2 miljoen die verdeeld wordt onder middelbare scholen waar leerlingen met ouders met een lage sociaal economische status naartoe gaan zal inderdaad ook op vmbo-scholen terecht komen, maar haar andere maatregelen bevestigen mijn eerdere oordeel. Moorman richt zich vooral op de verbetering van de kwaliteit van het basisonderwijs en op uitstel van het selectieproces aan het eind van de achtste groep. Het stimuleren van de brede brugklas is onderdeel van die laatste strategie, en ook in Kansenaanpak VO is het bevorderen van ‘de opstroom van leerlingen naar een hoger onderwijsniveau’ de centrale doelstelling.

Mijn invalshoek is de gescheiden wereld van het voortgezet onderwijs en vooral de beroepsgerichte helft daarvan. Moorman en ik zijn beiden tegenstanders van die hiërarchische scheiding en van de stressvolle overgang naar het voortgezet onderwijs, waarbij ouders met trainingen en bijlessen hun kinderen stimuleren om door te stromen naar vwo en havo.

Het is mijn stelling dat die stress pas zal verminderen wanneer een verwijzing naar het vmbo niet per se een tweede keuze is. Het vmbo heeft meer aandacht nodig, niet om kinderen op te sporen die naar de havo of het vwo kunnen gaan maar om het vmbo-onderwijs en de toekomstkansen van vmbo’ers te verbeteren. Het gaat om – excuses voor de herhaling – de helft van de twaalf- tot zestienjarige kinderen.

Een recent rapport van het Sociaal Cultureel Planbureau is in dat verband interessant: Samen of gescheiden naar school. Het gaat over de samenstelling van schoolvestigingen in het voortgezet onderwijs en is bedoeld om de mate van institutionele en sociale scheiding en menging in kaart te brengen, te analyseren en te onderzoeken welke invloed daarvan uitgaat op het bereiken van de onderwijsdoelen. Juist in de vier grote steden blijkt de scheiding het scherpst aan het daglicht te komen. ‘16% van de vmbo basis- en kaderleerlingen zit op een vestiging samen met havo- en vwo-leerlingen; en van de havisten en vwo’ers zit 12% op een vestiging waar ook beroepsgerichte vmbo-leerwegen worden aangeboden. Er is dus een sterke scheiding tussen leerlingen van die niveaus. De mavo/vmbo-t bevindt zich op een kantelpunt; deze leerweg kan bij vmbo ingedeeld zijn, apart staan, of bij het avo (havo, of havo-vwo) zijn ondergebracht.’ Verwijzend naar gesprekken met betrokkenen stelt het SCP-rapport: ‘Het voortgezet onderwijs is weliswaar niet de bron van deze sociale scheiding en ongelijkheid, zegt men, maar de wijze waarop het voortgezet onderwijs is georganiseerd en is ingedeeld, versterkt die ongelijkheid wel.’

Voor wie ongelijkheid in kansen wil verminderen ligt daarin een belangrijke reden om te kijken hoe dat te veranderen is. En wanneer je dat gaat doen, kan je je niet beperken tot een verbetering van de kansen op een gang naar havo of vwo. Vmbo-leerlingen en het vmbo als schooltype hebben recht op meer aandacht, ook voor de inhoud van de opleiding.

Het Nederlandse voortgezet onderwijs zit opgescheept met een splitsing tussen algemeen vormend en beroepsgericht onderwijs. Dat is een hiërarchische, overgeërfde indeling, die niet meer goed past op de arbeidsmarkt van nu, en die aan heroverweging toe is. Verbeteringen in de kwaliteit van het vmbo kunnen het schooltype opwaarderen en als keuze aantrekkelijker maken. Ik noem in mijn open brief mogelijkheden ter verandering, maar daarvoor bestaat geen blauwdruk, en ook veel andere ideeën doen daarover de ronde. (Zie voor deze week bijvoorbeeld Eric van ‘t Zelfde in De Groene Amsterdammer (4/2/2021) die een ‘old school’ lerarenteam en kinderen op waarde schatten als basis van goed onderwijs ziet).

Voortgezet onderwijs waarin de helft van de kinderen naar een schooltype gaat met een negatief imago is aan verandering toe. Niet omdat iedereen op het vwo en in het hoger onderwijs moet uitkomen, maar omdat ook leerlingen die een (v)mbo-opleiding volgen optimale toekomstkansen moeten hebben. Ik weet dat het veel gevraagd is, maar: mevrouw Moorman, kunt u bijdragen aan de opwaardering van het vmbo, het voortraject van een brede en diverse reeks van beroepsopleidingen op de verschillende niveaus van het mbo?

——–

Op dit vervolg van de brief volgde een gesprek met de wethouder, op 3 maart 202, en ook daarop komt weer een vervolg…..

 

 

One thought on “Open brief aan Marjolein Moorman

  1. Ik ben het hier helemaal mee eens. De wethouder heeft er te weinig oog voor dat er ook nog leven is buiten het vwo, en wat voor leven! Je hebt dat gedocumenteerd in je boeken. De wethouder klinkt me wat ouderwets, wel gepassioneerd. Ik pleit er ook al lang voor om wat meer ontspannen te kijken naar de arbeidsmarkt, het onderwijs en de ontplooiingsmogelijkheden van kinderen. Ik weet dat het onrealistisch is maar ik zou de Eindtoets afschaffen. Vertrouw op de professionaliteit van de basisschool en wanneer de school systematische fouten maakt dan moet het vervolgonderwijs goed feedback geven. De toets heeft zijn werk gedaan, is over de top.
    Ferdinand Mertens / oud inspecteur generaal van het onderwijs

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s