Home

 

Deze bespreking is verschenen in de Nederlandse Boekengids, april/mei 2020.

Boeken zijn een rijke bron om een samenleving te onderzoeken. Hoe zit het boekenvak in elkaar, hoe zijn uitgeverijen en boekhandels georganiseerd, en wie leest er wat? Dat is de invalshoek van boekenhistorici, en De boekhandel van de wereld. Drukkers, boekverkopers en lezers in de Gouden Eeuw (2019) laat zien hoeveel dat oplevert. De schrijvers, Andrew Pettigree en Arthur der Weduwen, beiden van de universiteit van St. Andrews, verbazen zich erover dat hun collega-historici geen oog hebben gehad voor de invloed van boeken en ander drukwerk in de Republiek der Verenigde Nederlanden.

In de Republiek waren boeken alom aanwezig. Veel inwoners konden lezen, rijke mensen legden goedgevulde bibliotheken aan, en de minder welgestelden kochten tussen de drie en tien boeken per jaar. Over het hele land verspreid, tot diep in de provincie, was er een dicht netwerk van drukkerijen, boekhandels en leestafels, en ook internationaal namen Nederlandse drukkers kwantitatief en kwalitatief een prominente plaats in.

De boekhandel van de wereld gaat over de alledaagse leescultuur, de commercialisering van kennis, en de invloed van de ‘informatiecultuur’ op de Republiek. Het bijzondere is dat de onderzoekers een boekencultuur hebben opgediept die niet zonder meer in bibliotheken is te vinden. Het gaat hun niet om de duur uitgegeven atlassen of geschiedkundige folianten, de pronkstukken in de collecties van verzamelaars. Die uitgaven werden in bibliotheken opgeborgen en daarna nauwelijks meer aangeraakt. Veel moeilijker te traceren zijn de goedkope, gestaag verkochte publicaties. Die boeken boden drukkers en boekverkopers op de binnenlandse markt de beste winstkansen. Verzamelaars waren in die boeken nauwelijks geïnteresseerd, maar lezers des te meer. Ze maakten intensief gebruik van die boeken, ze lazen eruit voor, ze lazen ze stuk en ze gooiden ze daarna weg. Soms is er van de vele drukken van een boek maar één exemplaar bewaard gebleven, zoals van de catechismus van dominee Gellius de Bouma, die 26 edities telde.

Zonder digitalisering was het onmogelijk geweest om gegevens over het verdwenen boekenbezit te verzamelen, maar ook nu er online catalogi bestaan blijft het een prestatie. Het drukwerk waarin de onderzoekers geïnteresseerd zijn, ligt her en der verspreid. De online catalogus van de Short Title Catalogue Netherlands maakt een eerste verkenning van bibliotheken mogelijk, maar lang niet alles is daar te vinden. Voor Nederlandse kranten kan je bijvoorbeeld beter in buitenlandse archieven terecht. Voor het ambtelijke drukwerk moesten de onderzoekers gemeentelijke en provinciale archieven bezoeken. En om het verdwenen boekenbezit van ambachtslieden en gezeten burgers te documenteren, moesten ze advertenties in kranten raadplegen, en catalogi van magazijnen en veilingen. Wat ze digitaal kunnen vinden kent overigens beperkingen. Hun indrukwekkende monnikenwerk levert weliswaar onverwachte inventarisaties op, maar ze komen weinig te weten over het alledaagse gebruik en de betekenis van geschriften. Daarvoor heb je bronnen nodig zoals dagboeken of brieven, zoals Robert Darnton al in 1979 liet zien. Zijn prachtige website demonstreert hoe levendig en veelzijdig onderzoek naar boeken kan zijn. 

Stichtelijke literatuur, bijbels en psalmenboeken behoorden tot ieders dagelijkse kost. Het was ‘voedsel voor de geest’, dat zelfs niet gemist kon worden op een VOC-schip dat naar Oost-Indië vertrok. Zelfonderricht en godsdienstonderwijs in huiselijke kring vormden de kern van de Nederlandse calvinistische cultuur, en lezen was daarvoor een onmisbaar ingrediënt. Lezen bracht je dichterbij God, maar diende ook tot nut en vermaak. Huisgezinnen schaften doe-het-zelf-boeken aan, onder andere met recepten en aanwijzingen om gezond te blijven. Ze kochten almanakken, handboeken over van alles en nog wat, reisjournaals en historische avonturen.

Wie in de handel werkte, in de geneeskunde, het openbare bestuur en de rechtspraak moest kunnen lezen, en daarvoor was onderwijs nodig. In de Republiek werd dat door plaatselijke overheden en kerken georganiseerd. De meeste leerlingen kwamen op school overigens niet verder dan lezen en voorlezen. Schrijven en rekenen waren alleen voor een bemiddelde groep weggelegd, terwijl een nog selecter gezelschap ter voorbereiding op de universiteit de klassieke schrijvers leerde te lezen. Voor drukkers en boekhandelaren betekende al dat onderwijs op heel verschillende gebieden werk aan de winkel – zoals de rekenboeken van meester Bartjens, de klassieken, de Spiegel der Jeught die de kinderen de wreedheden van de Spanjaarden voorschotelde ‘waargebeurde en denkbeeldige wreedheden’, zo voegen Pettegree en Der Weduwen eraan toe, instructieboeken voor de autodidact. Ook het universitaire onderwijs vormde een belangrijke bron van inkomsten. De drukkers publiceerden dissertaties over theologie, geneeskunde, recht en natuurwetenschap, en ze leverden al het drukwerk rondom de organisatie van promoties.

Het openbaar bestuur was zo een grote opdrachtgever, dat Gemeenten en Staten speciale drukkers in dienst namen. De regenten gebruikten de plakkaten om met burgers in contact te komen, om ‘te overleggen, te verklaren en te rechtvaardigen’. Ze vormden weliswaar een oligarchie, maar ze realiseerden zich dat hun positie sterk afhankelijk was van de publieke opinie en van een goede relatie met de burgers. De regels van het openbaar bestuur werden aan burgers in proclamaties en verordeningen meegedeeld. Zo hoorden zij hoe marktprijzen lagen, hoe ze de brandveiligheid konden verbeteren, hoe de distributie van brood was geregeld. Burgers lieten eveneens van zich horen. In petities, pamfletten en onverbloemde schotschriften uitten ze hun onvrede. Ze klaagden over een tekortschietende handhaving en vroegen om nieuwe wetgeving.

Drukkers, handelaren, lezers en verzamelaars waren om verschillende redenen in drukwerk geïnteresseerd en ze waren op verschillende manieren bij de boekenwereld betrokken. Iedere groep had eigen motieven en eigen belangen. Voor de drukkers en de handelaren komt in bijna ieder hoofdstuk de rol van financiën naar voren. Zaken zijn zaken, dat was het adagium van de Nederlandse drukkers en het is het refrein in het boek. Geld speelde steeds een rol, en Pettegree en Van der Weduwen schilderen de drukkers en de boekhandelaren als tamelijk gewetenloze kapitalisten af, die hun diensten aan verschillende partijen aanboden. Ze drukten plakkaten van de overheid af, maar ook traktaten met subversieve teksten. Ze werkten niet alleen voor gereformeerden, maar ook voor andere religieuze gemeenschappen. Andersdenkendheid werd in de Republiek gedoogd: katholieke boeken waren verboden, maar de overheid liet het drukken en verhandelen daarvan oogluikend toe en er viel veel geld mee te verdienen.

Drukkers en handelaren concurreerden op het scherpst van de snede en probeerden hun risico’s zo klein mogelijk te houden. Technologie en innovatie waren hun belangrijkste wapens. Ze introduceerden Arabische, Hebreeuwse, Syrische en Chaldeïsche lettertypen, ze ontwikkelden inventieve handelsstrategieën. Boekhandelaren wisten bijvoorbeeld een dominante positie in de internationale boekenhandel te verwerven door gespecialiseerde boeken van hoge kwaliteit niet zelf uit te geven, maar deze elders in Europa in te kopen en daarna weer door te verkopen. De invoering van de veiling was een andere slimme uitvinding. Daar konden handelaren hun overtollige boeken te koop aanbieden, hun voorraden reguleren en geërfde boeken verhandelen. Ook in hun producten probeerden drukkers zich te onderscheiden, bijvoorbeeld met bijbels in klein formaat en bekleed met zilverwerk. De kranten van het eerste uur maakten de drukkers lucratiever door efficiënt papiergebruik en door advertenties die hun relatief onafhankelijk van de overheid maakten. Ze moesten zich een plaats verwerven naast andere nieuwskanalen zoals mondelinge nieuwtjes en politieke pamfletten. Kranten onderscheidden zich door een nuchtere verslaggeving, die het andere nieuws een context bood.

Net als het internet heeft de boekdrukkunst het verkeer tussen mensen radicaal veranderd, particulier en publiek. Een lezing van Pettegree in 2017 heette dan ook: From Luther to Donald Trump: Writing History in an Age of Media Change. Er zijn inderdaad interessante historische parallellen – een honger naar informatie en innovatie, een zoektocht naar nieuwe en gevarieerde vormen van communicatie. Maar de kracht én de beperking van De boekhandel van de wereld ligt in de ontsluiting van de verdwenen boeken uit de Republiek.

Andrew Pettegree en Arthur der Weduwen, De boekhandel van de wereld. Drukkers, boekverkopers en lezers in de Gouden Eeuw. Amsterdam/Antwerpen: Atlas Contact, 2019, 608 blz., ISBN 9789045034997.

 

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s