Een collega raadde me aan om Amy van der Ham eens op het internet op te zoeken. Ze had haar op de televisie zien optreden in Op1 (12/2/2020) en dat deed haar denken aan mijn boek Omgaan met ongelijkheid (2019). Amy had net Zo doe je dat! geschreven, en het leek me een goed moment om elkaars boeken uit te wisselen. Qua strekking lijken die boeken inderdaad sterk op elkaar. Allebei proberen we het imago van het (v)mbo te veranderen, en we doen dat op heel verschillende manieren en vanuit verschillende invalshoeken. Amy bespreekt haar eigen levensgeschiedenis, vanaf haar vroege jeugd tot haar ondernemerschap, en ze distilleert uit die ervaringen de lessen die ze wil doorgeven aan mbo’ers die op zoek zijn naar hun eigen mogelijkheden. Ik gebruik sociologisch onderzoek om te laten zien dat veel gangbare ideeën over onderwijs, werk en hiërarchie niet kloppen. Mijn onderzoek gaat over ‘modern werk’, onder andere over een zadenkwekerij en een bedrijf dat interactieve museuminstallaties maakt; over straatcoaches en fietsenmakers-nieuwe-stijl. Het gaat ook over het vmbo en de leerlingen die daar naartoe gaan, bijna 50% van alle jongeren. Dat is een bijzonder gevarieerd gezelschap, waarvan een groot deel een opleiding op een hbo of een universiteit had kunnen afmaken, terwijl een klein deel het zonder bescherming op de arbeidsmarkt moeilijk zal krijgen.
Op het eerste gezicht heeft Zo doe je dat! een Amerikaanse strekking. Het lijkt een how-to-do boek over succes, en voor een deel is het dat ook. ‘If you can dream it, you can do it’, dat citaat van Walty Disney haalt Amy van der Ham instemmend aan. Zoek uit wat je diepste verlangens zijn, en ga daar met alles wat je in je hebt aan werken. ‘Succes is een keuze’, maar Amy geeft iedereen gelukkig wel de ruimte om daar zelf een invulling aan te geven. Succes kan voor iedereen iets anders betekenen, zo is haar motto, iedereen is uniek, iedereen heeft unieke vermogens en unieke dromen. ‘Want heel eerlijk, wat ik kan kun jij zeker weten ook’, zo schrijft ze. Ze bedoelt daarmee niet dat iedereen een ondernemer kan worden – daarvoor is de variatie aan menselijke talenten te groot -, maar iedereen kan wel zijn eigen dromen najagen. Amy vindt het overigens ook prima als mensen met hun situatie tevreden zijn, maar àls ze dromen hebben en hun horizon willen verbreden, dan is er volgens haar werk aan de winkel. Laat je niet tegenhouden door de opvattingen van anderen, verzin niet allerlei excuses waarom je blijft zitten waar je zit – dat zijn de lessen die ze geeft. Dat zijn verstandige lessen, maar ik maak er wel een kanttekening bij. Mensen hebben een ongelijke levensloop en daardoor ongelijke kansen. Die kunnen hen ondersteunen, maar ook belemmeren in hun dromen en in de verwezenlijking daarvan.
Wat Amy’s boek ook laat zien, dat is de beschadiging die (v)mbo-kinderen in het Nederlandse onderwijsstelsel oplopen. De docent die tegen de klas zegt: ‘Pak maar een rekenmachine hoor mensen. Met jullie niveau ben je niet slim genoeg om uit je hoofd te rekenen.’ ‘Wat gebeurt er dan in je gedachten’, zo vraagt Amy zich af: ‘Juist, je gaat het geloven.’ Het zelfvertrouwen van jongeren wordt hierdoor ondermijnd, wat ook in mijn boeken te lezen is. Ook Amy heeft daar bij vlagen last van gehad, maar bij haar had die neerbuigendheid nog een ander effect. Ze ontwikkelde een drive ‘om te laten zien dat iemand die een mbo-opleiding doet niet dom is’, en daarin is ze geslaagd. Ze heeft daarbij het geluk dat ze in haar ondernemingen door haar ouders gesteund werd. Die gaven haar het gevoel dat ze tot alles in staat was. Ze hebben haar geleerd dat je je nooit beter mag voelen dan een ander, en dat ethos komt terug in de manier waarop Amy haar bedrijven wil organiseren. Machtsverschillen tussen haar en anderen in haar bedrijven wil ze niet opschroeven.
In 2013, op haar 22e, richtte ze met een startkapitaal van €500.- haar eerste bedrijf op: NannyThuis. Toen dat wonderwel lukte, richtte zij een tweede bedrijf op, Kraamzorg Thuis, en inmiddels is daar een derde bedrijf bijgekomen waarin zij als ervaringsdekundige mbo’ers een hart onder de riem steekt. Ze geeft lezingen op scholen en bedrijven, ze coacht en geeft trainingen. In Op1 vraagt de presentatrice wat ze wil bereiken en dan noemt ze het halveren van de uitval van mbo’ers op school. Ergens in het boek schrijft ze dat ‘ze haar bedrijven is’. Dat geldt voor haar twee eerstelingen, maar voor het derde bedrijf geldt het nog meer. Al heel vroeg in haar jeugd raakt zij gemotiveerd om ‘eens flink te schoppen tegen de maatschappij in Nederland’. Ze heeft er genoeg van dat hoogopgeleiden kunnen doen alsof mbo’ers niets voorstellen. ‘In de wereld vol met “kijk mij nou mensen” wilde ik de “doe met mij mee versie” worden’, zo schrijft ze.
Toch komt het succes Amy van der Ham niet aanwaaien. Dat is ook één van haar lessen: succes is een kwestie van vallen en opstaan, van opoffering en van heel hard werken. Avonden lang, ieder weekend, 70 uur per week. Amy’s bedrijven konden alleen tot miljoenenbedrijven uitgroeien omdat zij er haar ziel en zaligheid in legde. Als ze van tevoren geweten had wat dat betekende, dan weet ze niet zeker of ze er wel aan begonnen zou zijn, zo schrijft ze. Maar ze had het niet willen missen en dat geldt denk ik voor alle harde werkers die van hun werk houden en daaraan verslaafd zijn. Ziel en zaligheid is altijd te prefereren boven onverschilligheid tegenover je werk, of nog erger, weerzin ertegen.
Haar jeugdige onbevangenheid maakt dat ze haar eerste onderneming vrij zorgeloos begint en dat ze uit onwetendheid fouten maakt. Ze hield haar part-time-baan en haar oppasadressen aan om in haar onderhoud te kunnen voorzien, ze woonde nog bij haar ouders en hield kantoor in haar slaapkamer, en ze dreef op haar enthousiasme. Ze nam meisjes aan om op te passen, zonder dat ze er zeker van was dat ze die meisjes werk kon bieden. Ze was niet op de hoogte van de regels die de belastingdienst en sociale verzekeringen haar als ondernemer oplegden. ‘Verkapte loondiensten’ – dat was een nieuw begrip voor haar. Dat zegt iets over het Nederlandse onderwijsstelsel, dat jonge mensen niet introduceert in de basisbeginselen van de verzorgingsstaat. Geen wonder dat veel burgers zich niet realiseren dat de verzorgingsstaat het resultaat is van strijd en inspanning en dat al die sociale voorzieningen voor hun voortbestaan onderhoud nodig hebben.
Amy krijgt ook te maken met mensen die haar vertrouwen misbruiken. Met haar boekhouder loopt het zelfs op een grote rechtszaak uit. En in haar persoonlijke leven wordt ze opgelicht en vernederd door een date die eerst zo veelbelovend lijkt. Hier wreekt zich een akelige kant van haar succes. Ze heeft zich zozeer in haar bedrijven gestort dat haar sociale leven enigszins is opgedroogd. Een enkele keer gaat ze met een paar vriendinnen uit eten, op haar werk heeft ze mensen die haar steunen, haar ouders blijven een belangrijk fundament in haar bestaan. Maar daarnaast heeft ze te maken met kinnesinne: Is ze nu nog niet tevreden? Wil ze nu nog meer dan ze al heeft? Ook is ze er nog niet in geslaagd om een van haar vroege dromen te vervullen, een gezellig en gelukkig gezin met twee kindjes op de achterbank van de auto. Als tiener leek dat ideaal haar wel iets voor haar 19e jaar, inmiddels heeft ze de leeftijd opgeschoven naar 27. Nu ze ook dat niet gaat halen, krijgt ze iets gelatens: het komt nog wel. Het zal haar geruststellen dat de gemiddelde leeftijd waarop vrouwen in Nederland in 2017 hun eerste kind kregen 29,8 jaar was. Die leeftijd is zo hoog, omdat veel vrouwen, net als Amy, eerst een lange opleiding volgen, daarna hun carrière op de rails willen hebben, om dan pas met een kind te beginnen. Het is een worsteling waarmee alle carrière-vrouwen te maken krijgen. Amy is de problematiek van de mbo’ster ontgroeid. Ze werkt er hard aan om ook andere mbo’ers in beweging te krijgen.