Misplaatst kapitalisme
Op 28 mei 2020 schreven Tom Kreling en John Schoorl een mooi onderzoeksartikel in de Volkskrant: ‘Grootste Nederlandse kinderopvangbedrijf zit fiscaal op de Kaaimaneilanden.’ Het stuk gaat over KidsFoundation, het moederbedrijf van onder andere Smallsteps, ZusenZo, Kits, De Speelbrug en SKS Alles Kids. Kreling en Schoorl laten zien hoe de winsten van deze commerciële organisaties via ingewikkelde juridische constructies op de Kaaimaneilanden worden ondergebracht. Voor vijf parlementariërs (GL, PvdA, SP, CU, CDA) was het artikel aanleiding om 14 Kamervragen aan staatssecretaris Tamara van Ark (VVD) te stellen (2020Z09771, 29 mei 2020). Vraag 3 luidt: ‘Wat vindt u ervan dat volgens het artikel in de Volkskrant, geld van ouders, bedrijven en de overheid, bedoeld voor de kinderopvang, verdwijnt naar een belastingparadijs?’ Het is de zoveelste poging om beter zicht en beter grip te krijgen op de deels kapitalistische organisatie van de kinderopvang.
Als je de kinderopvang als de eerste trede van het basisonderwijs bekijkt, als een instelling waar kinderen zich zo goed mogelijk kunnen ontwikkelen, dan verwacht je dat kinderopvang en scholen dezelfde status hebben: een publieke voorziening, die voor iedereen, voor rijk en arm toegankelijk is. Maar die verwachting blijkt in Nederland niet te kloppen. Kinderopvang heeft een ontstaansgeschiedenis die deze voorziening een buitenbeentje maakt. Crèches bestaan nog geen halve eeuw, en ze kregen pas Schwung toen de vrouwenbeweging voor hun idealen gehoor vond bij de overheid. Meer vrouwen wilden buitenshuis gaan werken en dat verlangen correspondeerde met de doelstellingen van de overheid. Het kostwinnersgezin had afgedaan, en moeders konden alleen gaan werken als er meer crèches kwamen. Kinderopvang werd een arbeidsmarkt-instrument, onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Dat gebeurde in een periode waarin een besef ontstond dat de verzorgingsstaat grenzen kende en waarin het neoliberalisme in opkomst was. In die onzalige combinatie van kinderopvang-als-arbeidsmarktinstrument, begrenzing van de verzorgingsstaat, en enthousiasme voor het neoliberalisme ligt de oorsprong van de lappendeken aan onhelder gefinancierde kindervoorzieningen, – kinderdagopvang, gastouders, tussenschoolse opvang, buitenschoolse opvang. Bij het ontstaan van de kinderopvang draaide het niet om de belangen en ontwikkeling van kinderen. Natuurlijk deden die ertoe, maar ze vormden niet de oorsprong, en daarin ligt een groot verschil met het onderwijs.
Wat betreft de financiering: een deel van de kinderopvang is commercieel opgezet, een deel is in handen van stichtingen met maatschappelijke doelstellingen. Ouders betalen 37% van de kosten rechtstreeks aan de instelling waar hun kind naartoe gaat, de werkgevers betalen ook 37%, de overheid bekostigt 26%, indirect, via toeslagen aan de ouders (SEO Het economisch belang van kinderopvang,2015: 4). Het is een hybride constructie die zowel aan de overheidskant als aan de kant van de kinderopvangbedrijven grote problemen heeft gegeven – de werkgeverskant laat ik buiten beschouwing.
Om met de problemen aan de overheidskant te beginnen. Ouders betalen aan de kinderopvang, de overheid geeft hun naar financiële draagkracht toeslagen. Die kinderopvangtoeslagen worden door de Belastingdienst aan de ouders uitgekeerd, maar dat bleek een moeizaam proces zoals ‘de toeslagenaffaire’ illustreert. Bij 45% van de ouders vorderde de Belastingdienst geld terug, beschuldigde hen van fraude, en zadelde hen met grote schulden op. De toeslagenaffaire was voor de staatssecretaris van Financiën zelfs aanleiding om aangifte te doen tegen de Belastingdienst, wegens knevelarij en discriminatie.
Ook aan de kant van de kinderopvangbedrijven doen zich regelmatig schandalen voor. Kinderopvangbedrijven zijn commerciële organisaties die in handen zijn van durfinvesteerders, die uit zijn op winst. Het idee is dat schaalvergroting en concurrentie tussen deze opvangbedrijven de kwaliteit van de opvang zouden verbeteren, en dat buitenshuiswerkende ouders in deze constructie meer te kiezen zouden hebben. Maar de praktijk laat zien wa het betekent wanneer een collectief goed als kinderopvang op kapitalistische basis geschoeid wordt. Zo deed zich in 2014 het ‘flitsfaillissement’ van Estro voor, de voorganger van KidsFoundation. Duizend van de 3600 werknemers verloren hun baan, het FNV spande een geding aan tegen Smallsteps B.V., en in 2017 bepaalde het Europese Hof voor Justitie dat de ontslagen inderdaad niet gerechtvaardigd waren. Smallsteps schikte voor 11 miljoen euro ter compensatie van de ontslagen werknemers. Om Peter Roosenboom, hoogleraar private equity, in de Volkskrant (28-5-2020) te citeren: ‘Als je commerciële partijen toelaat, moet je niet vreemd opkijken als ze zo opereren. Dan doen ze hun ding. Uiteindelijk willen ze natuurlijk verkopen en rendement maken op hun investering.’
De taaiheid van het democratisch proces
Het was voor mij geen nieuws dat een deel van de Nederlandse kinderopvang in handen van durfinvesteerders is – net als de HEMA. Ik schreef erover in 2018 bij de overname van KidsFoundation door de Canadese investeringsmaatschappij Onex: (https://rinekevandaalen.nl/2018/07/25/kinderen-van-het-kapitaal). Maar toch was ik bij lezing van het Volkskrantartikel weer even verbaasd en verontwaardigd. De financieringsconstructie is een brokje kapitalisme op een plaats waar het niet hoort. Het kapitalisme vloekt met het publieke belang van een collectief goed als kinderopvang, waarin het om de ontwikkeling en opvoeding van kinderen zou moeten gaan. En het is niet te verdedigen dat via toeslagen die uit belastingen worden gefinancierd een gestage cashflow naar durfinvesteerders wegvloeit.
‘Dit kan niet waar zijn’, zei Joris Luyendijk over de bankencrisis van 2008. En lezers vertelden hem dat ze veel van wat hij beschreef herkenden in hun eigen neoliberaal georganiseerde instellingen – ziekenhuizen, oliemaatschappijen, verzekeraars, advocatenkantoren, onderwijsinstellingen (2017: 36, 37). Kinderopvang past goed in dit rijtje, maar verontwaardiging daarover komt zelden aan het licht, en het blijkt hondsmoeilijk te zijn om de eenmaal ingeslagen weg te verlaten.
Drie parlementariërs kunnen daarvan getuigen. Lisa Westerveld van Groen Links, Gijs van Dijk van de PvdA, Peter Kwint van de SP hebben de afgelopen jaren met een bewonderenswaardige vasthoudendheid verschillende moties ingediend, waarvan het merendeel door de staatssecretaris werd afgeraden en door de Tweede Kamer werd verworpen. Steeds met 54 van de 150 stemmen vòòr: GL, SP, PvdA, PvdD, 50PLUS, DENK, SGP, FvD. Hier zijn alleen kleine stapjes haalbaar, één vooruit, één achteruit, met geduld en doorzettingsvermogen. De indieners formuleren per motie een deelaspect van het bredere probleem, om zo de kans te vergroten dat een meerderheid van de Tweede Kamer de moties steunt. Voor mooie vergezichten is geen ruimte.
Het drietal diende onder andere een motie in waarin ze de regering verzoeken ‘het beleid over kinderopvang breder vorm te geven dan vanuit het arbeidsmarktperspectief en hierin bijvoorbeeld ook de ontwikkeling van het kind, het tegengaan van achterstanden en het bestrijden van segregatie mee te nemen’. (31322 – 381, 15/1/2019). Staatssecretaris Tamara van Ark (VVD) is het helemaal met de indieners eens dat kinderopvang meer is dan een arbeidsmarktinstrument – het is immers een plek waar kinderen leren – , maar ‘[…] de constatering dat het kabinet kinderopvang voornamelijk ziet als arbeidsmarktinstrument is correct wat betreft de financiering.’ Voor Van Ark is kinderopvang geen basisvoorziening, en daarna gaat de Tweede Kamer weer ‘over tot de orde van de dag’. In een andere motie verzoeken de Kamerleden de regering onderzoek te doen naar de onduidelijke financiering van de kinderopvang. Waar komt het geld vandaan, waar gaat het naartoe? (stuk nr. 31322 – 382, 15/1/2019). Veel beweging komt er niet in. En zelfs de aangekondigde initiatiefwet van Groen Links, PvdA, en SP, ‘Stop winstuitkering kinderopvang’ zal niet meer dan een stap in de goede richting zijn. Voor een publieke basisvoorziening is meer nodig dan dat.
Kinderopvang: cultureel, sociaal en economisch kapitaal
De stemverhoudingen in de Tweede Kamer laten zien dat de meerderheid niet uit is op verandering. Ook de Brancheorganisatie Kinderopvang, die de belangen van ondernemers in de kinderopvang behartigt, is tevreden met het stelsel. Voorzitter Felix Rottenberg en directeur Magda Heijtel schrijven op hun site dat het bestaande hybride, publiek-private stelsel de beste voorwaarden biedt voor innovatie en kwaliteitsontwikkeling in de kinderopvang.
Niemand zal voor de kinderopvang de straat opgaan en velen onderschatten de effecten van dit arrangement. De socioloog Gøsta Esping-Andersen pleitte er in 2005 al voor om kinderen in de verzorgingsstaat van de 21e eeuw de hoogste prioriteit te geven. Hij laat zien dat verlofregelingen en betaalbare, kwalitatief goede kinderopvang positieve effecten hebben op de ontwikkeling van kinderen, en dat zulke kindervoorzieningen de ongelijkheid in gezinsachtergrond kunnen dempen. Ook berekende Esping-Andersen voor Denemarken dat de overheidsuitgaven voor de kinderopvang maatschappelijk gezien een positief nettorendement opleveren, onder andere omdat meer moeders buitenshuis zullen gaan werken. In een recenter onderzoek, in opdracht van Brancheorganisatie Kinderopvang, de organisatie van ondernemers, kwam de SEO Economisch Onderzoek tot vergelijkbare conclusies over de waarde van kinderopvang voor de Nederlandse economie. Kinderopvang kan de ontwikkeling en schoolprestaties van kinderen verbeteren, en de welvaart en arbeidsproductiviteit van moeders verhogen (SEO 2015).
Mij lijkt het genoeg reden om de kinderopvang een publieke voorziening te maken, met als bijkomend voordeel dat de toeslagenproblematiek daarmee in één keer zou worden opgelost. Misschien dat de kans op verandering groter wordt, wanneer het enthousiasme voor het neoliberalisme nog verder bekoelt. De kinderopvang zou dan kunnen worden meegenomen in een bredere beweging, als een van de instellingen die slachtoffer zijn geworden van neoliberaal enthousiasme op de verkeerde plaats. Dat is wat ik hoop.
Gøsta Esping-Andersen 2005, ‘Kinderen in de verzorgingsstaat bezien als maatschappelijke investering’, in: Jos Berghman, Saskia Klosse, Gijsbert Vonk, Verwend of verdrukt. Kind en sociale zekerheid. Amstelveen: Sociale Verzekeringsbank, pp.16-55.
Lucy Kok, Caroline Berden, Emina van den Berg, Carl Koopmans 2015, Het economisch belang van kinderopvang. Amsterdam: Brancheorganisatie Kinderopvang.
Joris Luyendijk 2017, Kunnen we praten. Amsterdam/Antwerpen: Atlas Contact.