Home

Sjoerd Karsten 2019, De rode bovenmeester. De humanistische pedagoog en sociaal-democratische politicus A.H.Gerhard, 1858-1948. Humanistisch- Historisch-Centrum/Papieren Tijger. ISBN 978-90-6728-354-0, 273 pp.

Adriaan Gerhard had een veelheid aan idealen, en zette zich daar in vele organisaties voor in. Wie Sjoerd Karstens biografie over hem leest, raakt onder de indruk. De titel van Karstens boek is De rode bovenmeester. De humanistische pedagoog en sociaal-democratische politicus. Adriaan Gerhard was het allemaal tegelijk, rood, bovenmeester, humanist, pedagoog en politicus, maar hij was nog veel meer. Hij was onderwijzer, Multatuliaan, internationale vredesopvoeder, Vrijdenker. Hij was de verpersoonlijking van de rijkdom aan nieuwe ideeën die in de tijd dat hij leefde (1858-1948) vorm kregen. En Adriaan Gerhard liet het niet bij denkbeelden: hij was bij grotere en kleinere organisaties betrokken, als oprichten er als deelnemer. Bij de kleinschalig gebleven Weezenkas, bij de Pax Humanitate die niet langer dan een jaar of tien bestond, bij de grootschalige Internationale, bij verenigingen van onderwijzers en bij het door hem in 1907 opgerichte Pedagogische Tijdschrift Opvoeding en Moraal. In 1919 richtte hij een Volksuniversiteit in Haarlem op – hij zag na de invoering van de achturige werkdag ruimte voor volksverheffing. ‘Bowling alone’ is er voor Gerhard niet bij. Hij speelde een rol in uiteenlopende gezelschappen, deels overlappend, deels van elkaar gescheiden.

Terugkijkend naar deze roerige periode word je getroffen door het optimisme van de ‘koeriers van een nieuwe tijd’. Veel van hun idealen werden toen voor het eerst geformuleerd of vonden toen voor het eerst op ruimere schaal gehoor. Veel van die idealen fungeren nog steeds als oriëntatiemiddel en als moreel kompas, maar ze hebben inmiddels hun frisheid verloren. Mensen borduren erop voort, maken nieuwe combinaties, passen ze aan de eisen van het nieuwe tijdsgewricht aan. In zijn boek over de bedreigingen van de huidige democratie, How Democracy Ends (2018), spreekt David Runciman over de midlife crisis van de democratie. Mensen zijn de democratie gewoon gaan vinden. Voor andere verworvenheden geldt dat ook. Nederlanders vinden het vanzelfsprekend dat ze kiesrecht hebben, ze kunnen zich niet meer voorstellen dat dat niet het geval zou zijn en dat mensen zoals Adriaan Gerhard zich daarvoor hebben ingespannen. Dat geldt ook voor andere vanzelfsprekendheden, zoals de achturige werkdag, een gewoon geworden verworven recht. De ideologieën van toen hebben aan inspirerend vermogen ingeboet.

De idealen waar Adriaan Gerhard zich voor inzette waren hem van jongs af aan vertrouwd. Hij was de zoon van Hendrik Gerhard, kleermaker en vader van tien kinderen, die net als zijn beide zoons naar een rechtvaardiger samenleving streefde. De Gerhards waren lid van de vrijdenkersvereniging De Dageraad, en vanuit die ‘vrije gedachte’ hadden ze een grote tolerantie tegenover andersdenkenden. Geestelijke vrijheid was hun ideaal. Bovendien was vader Gerhard een van de grondleggers van het socialisme in Nederland, en speelde hij een actieve rol in de arbeidersbeweging, vanaf de oprichting van de Eerste Internationale tot aan zijn dood. Vader en zoons leken op elkaar in hun bedachtzaamheid, eigenzinnigheid en moed om zich ook te laten horen wanneer dat hun risico’s opleverde. Van dogma’s moesten ze niets hebben. De twee broers mochten beiden doorleren en ze werden beiden onderwijzer. Ze hadden verwante opvattingen, maar Jan zette zich ook in voor een verbetering van de positie van vrouwen in de socialistische beweging en hij bekritiseerde de bekrompen manier waarop socialisten met seksualiteit omgingen.

Adriaan Gerhard was geen revolutionair. Hij streefde naar geleidelijke verandering, naar algemeen kiesrecht en staatspensioen, maar ook naar internationale verbroedering en wereldvrede. Sjoerd Karsten noemt hem een ‘evolutionair optimist’. Als vrijdenker verzette hij zich tegen het geloof en propageerde hij de wetenschap als oriëntatiepunt voor de morele ontwikkeling van kinderen. Hij richtte De Weezenkas op om kinderen van armlastige vrijdenkers tegen de kerkelijke wezenzorg te beschermen. Veel van zijn idealen kregen ook vorm in zijn opvoedkundige programma. Hij nam kinderen serieus en was er een voorstander van om hun veel vrijheid, ruimte en vertrouwen te geven. Anders dan sommige tijdgenoten maakte hij zich geen zorgen over ‘het morele verval’ van de jeugd. Opvoeders moesten zich inleven in de gevoelens en de denkwereld van kinderen. Ze mochten hun geen standpunt opdringen, maar moesten hen helpen bij de vorming van een eigen oordeel. In de klas streefde Gerhard ernaar om de alledaagse zorgen van de arbeiderskinderen buiten te sluiten en hun een omgeving te bieden waarin ze zich onbelemmerd konden ontwikkelen. Daarbij ging het hem niet alleen om kennis, maar ook om beschaving en om het morele peil van de kinderen. Nationalisme en militarisme mochten volgens Adriaan Gerhard niet worden verheerlijkt, maar anti-militarisme mocht evenmin een dogma worden. Neutraal geschiedenisonderwijs, dat kinderen de ruimte liet, zag hij als een noodzakelijke conditie voor hun morele ontwikkeling. In Opvoeding en Moraal schreef hij artikelen die bedoeld waren om bij te dragen aan het denken over een humanistische, praktische levensleer. De uitgangspunten van het blad waren niet-godsdienstig en rationalistisch. Het was bedoeld om de lezers aan het denken te zetten, niet om de ‘ware’ leer te verkondigen.

Een 21e-eeuwse lezer kan jaloers worden op Gerhards optimisme, maar dat optimisme werd ook zwaar op de proef gesteld. Idealistische geestverwanten waren het over heel veel oneens, ideeën en praktijk liepen vaak ver uit elkaar, en onderwijsvernieuwingen konden volgens Adriaan op dogmatiek uitlopen. ‘Een waarheid waaraan wij in onze, van hervormingsplannen zwangere tijd, wel eens herinnerd mogen worden’ (206), zo schreef hij enigszins vermoeid. Dat de internationale solidariteit arbeiders er niet van bleek te weerhouden om de wapens tegen elkaar op te nemen, dat het fascisme aan de macht kwam en dat het antisemitisme zich verbreidde – het waren ontwikkelingen die haaks stonden op alles waar Gerhard in geloofde.

Adriaan Gerhard hield vast aan zijn idealen, en een deel daarvan is in de parlementaire verzorgingsstaat van de twintigste eeuw gerealiseerd. Meer welvaart, meer sociale zekerheid, meer gezondheidszorg en onderwijs – zulke sociaal-democratische idealen zijn inmiddels een toekomstverwachting geworden die in de 21e eeuw steeds moeilijker te realiseren blijkt. Een ander cruciaal ideaal van hem, de tolerantie tegenover andersdenkenden, staat op dit moment in laag aanzien.

Dat is de Vrije Gedachte, waarin geen plaats is voor dogma’s, niet op religieus gebied, maar evenmin op andere gebieden. Voor Adriaan Gerhard hield vrijdenken in dat je mensen in hun waarde liet en dat je hun waardigheid respecteerde. Volgens die principes handelde hij als opvoeder én als politicus. Het zelfbeschikkingsrecht van Indonesië vond hij bijvoorbeeld zo belangrijk dat de politionele acties voor hem een reden waren om zijn lidmaatschap van de PvdA – tijdelijk – op te zeggen.

De breedte van Gerhards activiteiten, het ondogmatische karakter daarvan, zijn optimistische toekomstgerichtheid – ze kunnen een bron van inspiratie vormen. Zijn leven laat zien dat de verzorgingsstaat, de parlementaire democratie en de rechtsstaat tot stand zijn gekomen door het handelen van mensen. Het voortbestaan van deze fundamenten van de hedendaagse samenleving spreekt niet voor zich. Het is afhankelijk van het actieve onderhoud van mensen die daar tot op de dag van vandaag in geloven.

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s