Home

Op 12 december 2022 is Bart van Heerikhuizen overleden, op de 19e was zijn afscheid.

Bart heeft me de afgelopen jaren steeds opnieuw verbaasd met zijn berichten. Luchtig en zwaar, ernstig en geestig, en over alle denkbare onderwerpen. Toen ik er na zijn dood in zat te bladeren werd ik er vrolijk van. Uit het niets stuurde hij me een filmpje van ‘Ik ben mevrouw Ten Kate en ik houd van goede sfeer’, de intro van een programma waar onze kinderen destijds naar keken. Het was een zware periode in Barts bestaan en mevrouw Ten Kate paste daar helemaal niet in. Een van de volgende berichten lag meer in de lijn: een column die Bart over het sociologische belang van het hiernamaals had geschreven. En zo ging het door.

Het is allemaal zo typerend voor Bart: de brede range in onderwerpen, het moeiteloos schakelen, van persoonlijke belevenissen en familie naar de wereldpolitiek, de stand van zaken op ‘het Sociologisch Instituut’; de grappen, plagerijen, roddel soms met een vileine ondertoon. Dat vermogen om verbindingen te leggen was een van de geheimen van zijn docentschap. Door zijn grote kennis en nieuwsgierigheid kon hij de klassieke sociologen ook voor jonge mensen leven inblazen. Hij genoot van zijn succes daarmee, ook toen hij al ziek was en zijn gefilmde hoorcolleges over de hele wereld kijkers bleken te trekken. Hij kreeg verre fans, waarvan er een zelfs een ontmoeting met hem probeerde te arrangeren, tijdens een tussenstop op Schiphol.

Bart was sterk betrokken op de wereld en op ons, de mensen om hem heen. Hij leefde intens en documenteerde zijn eigen belevenissen. Hij herinnerde zich voorvallen van veertig jaar geleden en vertelde ze zo levendig alsof ze pas gisteren waren gebeurd. Die betrokkenheid en dat vastleggen waren voor hem manieren om het leven vast te houden. Het waren ook bezweringsformules, bronnen waaruit hij een levenselixer brouwde. Zo lang die betrokkenheid er was en hij nog helder kon nadenken had het leven zijn loop en kon hij het volhouden. Hij trok zich tijdens zijn ziekte niet terug, maar zorgde ervoor dat de contacten met vrienden werden aangepast aan zijn vermogens, per vriend op maat gemaakt. Na mijn pensionering ging ik piano spelen, voor mezelf, niet om daar verder iets mee te doen, en Bart kreeg – naast Bas en mijn pianojuffrouw – de positie van publiek. Hij gaf commentaar en vertelde hoe hij als kind naar het pianospel van zijn moeder zat te luisteren. Hij wist veel van muziek, zoals hij over heel veel, heel erg veel wist.

Ook in zijn vakantiebriefkaarten documenteerde hij zijn leven. Een plezier om te lezen. Barts verbazing wanneer hij en Danielle met hun 14 maanden oude baby Lucas in Italië zoveel opzien baarden: O dio, che bello, riepen de vrouwen, en ook de Siciliaanse mafiosi op retraite begonnen vertederd te glimlachen, zo schrijft hij. Of een enthousiaste kaart vanuit Avignon: ‘Zo’n vakantie heb ik nog nooit meegemaakt, elke dag een toneelstuk in het Frans, Shakespeare, Molière, Goldoni’, samen met Michèle. ‘Het is even schrikken’, zo schrijft hij, ‘maar leuk is het wel. 50 jaar geworden en nog altijd nieuwe ervaringen. Houdt dat nooit ‘ns op?’ Iedere kaart is een welbespraakt essay, waarin Bart er eens goed voor gaat zitten om een bepaald thema uit te werken.

Ook samen dachten we hardop na over alles wat we meemaakten. We waren vertrouwd met elkaars geschiedenis en putten uit dezelfde repertoires. Uit Mevrouw ten Kate en nog veel meer, en natuurlijk uit de sociologie. Beiden zijn we wandelende illustraties van de stelling dat sociologie ook als een manier van leven is te gebruiken. En we zijn niet voor niets historisch-sociologen. Gebeurtenissen uit het verleden, uit ons verleden deden in al onze gesprekken mee, en bij iedere verwijzing begrepen we elkaar onmiddellijk. ‘De oorlog’ was altijd aanwezig, als moreel kompas. We deelden ‘de oorlog’, net als het verdriet dat de wereld niet is geworden wat we gehoopt hadden en waaraan we een bijdrage probeerden te leveren. We onderzochten al pratend hoe we de wereld konden begrijpen, dilemma’s, rare verschijnselen, nieuwe fenomenen.

Tijdens corona ontsnapte ik dagelijks het huis door langs de Amstel naar Ouderkerk te fietsen. Iedere dag stuurde ik een foto naar Bart, op dezelfde plaatsen genomen, met een woordje of een paar regels, en altijd kreeg ik antwoorden, vaak zo bijzonder dat ik ze thuis voorlas. Christien deed hetzelfde met een duinmeertje bij Egmond. Het werd een reeks van een paar jaar, varianten van de Amstel en een portret van Bart en onze relatie, een schatkist die me door zijn dood nog dierbaarder is geworden. Vanochtend las ik de mooie advertentie waarin studenten Bart eren met het verhaal over tranenthee uit: Bij Uil thuis, van Arnold Lobel. Het is een van de zoveel momenten dat ik denk: ‘gauw even aan Bart laten zien, gauw even met Bart bespreken’.

Tranenthee

Uil pakte de ketel uit de kast. ‘Vanavond ga ik tranenthee zetten,’ zei hij. Hij zette de ketel op zijn schoot. ‘Zo,’ zei Uil, ‘ik ga beginnen.’ Uil bleef heel stil zitten. Hij begon aan heel verdrietige dingen te denken.

‘Stoelen met kapotte poten,’ zei Uil. Zijn ogen werden al een beetje nat. ‘Liedjes die niemand kan zingen,’ zei Uil, ‘omdat niemand de woorden meer weet.’

Uil huilde nu. Een dikke traan rolde naar beneden in de ketel. ‘Lepels die achter het fornuis zijn gevallen en die je nooit meer terugvindt,’ zei Uil. Er drupten al heel wat tranen in de ketel.

‘Boeken die je niet meer kan lezen,’ zei Uil, ‘omdat er bladzijden uitgescheurd zijn.’ ‘Klokken die stilstaan,’zei Uil, ‘omdat niemand ze meer opwindt.’ Uil huilde nu heel erg. Vele dikke tranen vielen in de ketel.

‘Een prachtige zonsopgang, die niemand ziet, omdat iedereen slaapt,’ snikte Uil. ‘Heerlijke aardappelpuree op een bord, die niemand wilde opeten,’ jammerde hij. ‘En potloodjes die te klein zijn geworden om vast te houden.’

Uil dacht aan nog veel meer nare dingen. En hij huilde en huilde maar. Al gauw was de ketel vol tranenwater. ‘Ziezo,’ zei Uil. ‘Dat is dat!’ Uil hield op met huilen. Hij zette de ketel op de kachel. Het tranenwater kookte al gauw. Uil schonk zijn kopje vol. Hij was heel tevreden. ‘Het smaakt wel een beetje zoutig,’ zei hij. ‘Maar tranenthee is toch altijd weer heerlijk.’

Uit: Arnold Lobel 1981, Bij uil thuis.

Op de site van Sociale Vraagstukken schreef ik een in memoriam voor Bart, een variant op bovenstaande tekst.

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s