Home

amsterdamnoord

 

Waarom is het midden boos? Een onderzoek in Amsterdam Noord geeft een begin van een antwoord.

De blanke arbeidersklasse die zich achtergesteld voelt – het is een belangrijk onderwerp en Yasmina Aboutaleb schreef er een stuk over in de weekendbijlage van NRCHandelsblad.  ‘Wij zijn hardwerkende mensen’ gaat over twee ouderwetse arbeidersbuurten in Amsterdam Noord. De aanleiding van het artikel is de recente verschijning van een onderzoeksverslag van de Open Society Foundations, opgericht door George Soros. De publicatie Europe’s White Working Class Communities. Amsterdam is onderdeel van een internationaal vergelijkend project in zes Europese steden, At Home in Europe. Het is gericht op het bevorderen van de integratie van kwetsbare gemeenschappen en wil daaraan bijdragen door een verkenning van de politieke, sociale, economische en culturele participatie van gemarginaliseerde gemeenschappen in Europa.

De twee in Amsterdam-Noord onderzochte buurten, Floradorp en Tuindorp Oostzaan, staat van oudsher als een slechte wijk bekend. In het begin woonden daar arme en communistische arbeiders, de ‘roughs’ die in de haven werkten. Tegenwoordig is sprake van verborgen armoede; buurtbewoners hebben schulden, ze gaan niet naar de dokter omdat ze bang zijn voor de kosten. Volgens het OSF-rapport werkt 54% van de beroepsbevolking van Tuindorp Buiksloot als zzp’er. Als dat echt zo is, is dat alarmerend, maar is het niet eerder een verschrijving? Het verschil is wel erg groot met het percentage ZZP’ers dat uit een onderzoek van de gemeente Amsterdam blijkt: 17% van de beroepsbevolking in de Metropoolregio Amsterdam. 

De stand van het onderwijs in deze twee buurten is zorgwekkend. Verhoudingsgewijs gaan veel leerlingen naar het vmbo en veel leerlingen zijn zorgleerlingen. Er is een grote afstand tussen school en thuis, en er is zelfs sprake van vijandigheid. Die afstand bestaat overigens al veel langer. In de jaren 1960 was dat voor Co van Calcar aanleiding om juist in Amsterdam-Noord met zijn compensatieprojecten voor arbeiderskinderen te experimenteren. Wat dat betreft is de situatie niet veranderd. Nog steeds worden kinderen in deze buurten niet gestimuleerd om naar school te gaan, ze krijgen weinig steun van hun ouders en zelf denken ze school niet nodig te hebben. Ze komen op schooltypes terecht die beneden hun niveau liggen. De twee onderzochte buurten hebben een hoge schooluitval, namelijk 25%. Een relatief hoog percentage van de bevolking van Tuindorp Buiksloot is ‘lageropgeleid’ (64%), wat volgens de definitie van het Amsterdams Bureau voor Onderzoek en Statistiek wil zeggen dat ze geen startkwalificatie hebben. Ze hebben een opleiding op het niveau van mbo-1, vmbo of minder gevolgd, terwijl dat in Amsterdam als geheel 25% is. Voor Floradorp vermeldt het rapport geen cijfers.

Het is de onderzoekers van Europe’s White Working Class Communities. Amsterdam eigenlijk niet gelukt om de bevolkingsgroep te bereiken die ze zochten. De mensen die graag mee wilden doen en die hun verhaal wilden vertellen, bleken juist niet de gemarginaliseerde groepen te zijn, die ze op het oog hadden. Ze waren juist wél betrokken bij buurtinitiatieven, en ook economisch behoorden ze niet tot de armste groeperingen. Anders dan oorspronkelijk de bedoeling was, gaat het onderzoek over Amsterdam-Noord dan ook niet over ‘people at risk of social, political, economic or cultural exclusion’. De onderzochten zijn niet de laagstbetaalden en de laagstopgeleiden, maar wie zijn het wel?

Hebben ze een startkwalificatie, zijn het mbo’ers – en zo ja op welk niveau dan – , zijn het hbo’ers, academici? Hoe zit het met de 75% van de jongeren die wél een startkwalificatie heeft? Welke opleiding hebben zij als laatste afgesloten – havo, mbo-2, mbo-3, mbo-4, hbo, wo? Welke beroepen oefenen ze uit? Het OSF-rapport is daarover niet erg informatief.

Het schetst een beeld van een hechte, naar binnen gekeerde gemeenschap, een prototype van een klassieke arbeidersbuurt. Maar de hechtheid wordt bedreigd en nostalgisch wordt naar het verleden gekeken, toen die cohesie veel groter was. De onderzochten behoren niet tot de allerlaagstbetaalden en allerlaagstopgeleiden, maar ze blijken zich wel achtergesteld te voelen. De onderzoekster Saskia Welschen, een socioloog die gepromoveerd is op The country we are supposed to be. Born free South Africans talk about their nation, zegt dat ze het idee hebben ‘dat ze worden gestraft, omdat ze niet onderaan de ladder staan’. Met een uitkering zouden ze beter uit zijn dan met een minimumloon. Dan zouden ze recht hebben op verschillende subsidies. Ze voelen zich door de overheid in de steek gelaten, ze wantrouwen de politiek, ze stemmen verhoudingsgewijs vaak op de PVV. Ze vinden de media stigmatiserend, ze zijn immers geen ‘Tokkies’. Ze voelen zich bedreigd door nieuwkomers in de buurt, en door hangjongeren met asociale ouders. Die jongeren hebben er last van dat het jeugdhonk dicht is, dat het jeugdcentrum is gericht op talentontwikkeling, terwijl zij liever gewoon een biertje willen drinken.

Vanuit de Open Society Foundations bekeken is het jammer dat de onderzochten niet tot de laagstbetaalden en laagstopgeleiden behoren, maar over de groep die wel is onderzocht zou je veel meer willen weten. Hoe komt het dat ze zich miskend voelen? Zijn het ‘moderniseringsverliezers’? Als lezer zou je graag meer over hen willen weten, over hun opleiding, hun werk, hun politieke voorkeuren, maar vooral over hun sociale relaties, hun dagelijks leven en hun zelfbeeld. Een nauwkeuriger beeld van deze groepering zou het mogelijk maken om hun gevoelens en hun gedrag beter te plaatsen.