Home

shavit

My Promised Land (2013), van Ari Shavit, is een analytische, critische en wanhopige liefdesverklaring aan Israël. Shavit’s familie woont er al vier generaties lang, en die familiegeschiedenis vormt het beginpunt van het boek. Het is een prachtige combinatie van archiefonderzoek, oral history, goed om je heen kijken, analyseren, en het bijzonder treffend en beeldend opschrijven. Het boek is zo goed geschreven, dat ik het liefst alleen maar zou citeren. Er staat zoveel in, dat ik de inhoud ervan niet goed recht kan doen. Wie iets wil weten over de geschiedenis van Israël, over de sociale en politieke consequenties van demografische verschuivingen in het binnenland en machtsverschuivingen in het buitenland, over de vitaliteit van het land en de recente verrechtsing, over verdedigingsstrategieën en de plaats van de atoombom daarin, die kan het boek het beste zelf lezen.

Het begint bij de allereerste settlers aan het eind van de negentiende eeuw en het eindigt in 2013. Die lange termijn laat zien welke enorme veranderingen Palestina en Israël in de vorige eeuw hebben doorgemaakt en welke dramatische gebeurtenissen zich daarbij hebben voorgedaan. Het boek is chronologisch en de thema’s waarin Shavit zich verdiept verschuiven met de tijd mee. Kijkend naar de allereerste periode is Shavit vooral geschokt over de systematische manier waarop de eerste kolonisten de Arabieren negeren, hoe ze over de mensen en over hun dorpjes heen kijken, en wat daarvan de gevolgen zijn. Hij constateert dat daarmee een patroon is gevestigd waarvan Israël zich nooit heeft kunnen losmaken. Het vormt het sombere grondthema van het hele boek. Zelfs de vredesbeweging verwijt Shavit dat zij de Palestijnen in hun virtuele werkelijkheid geen echte plaats gaven. Hij maakte zelf deel uit van deze beweging: ‘We failed to say to the world and to our people, that occupation must cease, even if peace cannot be reached. We failed to tell ourselves the truth about the Palestinian wish to their pre-1948 villages and homes. Rather than deal courageously with reality as it is, we fell for the romantic belief in “peace now”.’ (257)

In de vroege jaren van het Zionisme kochten West-Europese Joden stukken grond van Arabieren, die vaak vlak bij hen bleven wonen en waarmee ze verschillende soorten contact hadden. De Joden die naar Palestina trokken verschilden sterk van elkaar en ze hadden heel uiteenlopende motieven om zich daar te vestigen. Religie speelde een rol, maar er waren ook andere redenen. Dat laat de Engelse overgrootvader van Shavit zien. Zelf leidde hij in Engeland een prettig bourgeois leven, en hij nam daar op geen enkele manier een buitenstaanderspositie in. Hij wilde een eigen gebied claimen om daar de Oost-Europese Joden een veilig huis te bieden en ze op die manier tegen pogroms te beschermen. Tegelijkertijd wilde hij voorkomen dat de Joden in West-Europa, zeker de seculiere Joden, door assimilatie hun eigen identiteit zouden verliezen.

Vanaf het begin is te lezen hoe de vestiging van Joden in Palestina verbonden was met hun vervolging in Europa. In de periode na de pogrom van 1903 in Kishinev vluchtte ongeveer één miljoen Joden uit Oost-Europa. Een klein deel van deze vluchtelingen, minder dan 35.000, trok naar Palestina; het merendeel naar de Verenigde Staten. Deze immigranten hadden vervolging en discriminatie achter de rug, sommigen waren kinderen zonder ouders. Velen van hen waren seculiere, socialistische Joden, die een belangrijke rol zouden gaan spelen in de latere vorming van de staat Israël en die daar de eerste decennia na de oorlog een dominante positie innamen.

Shavit geeft idyllische beschrijvingen van de eerste vestigingen en van het eerste kibbutz-leven. Hij beschrijft de wonderbaarlijke cultivering en bevloeiing van het land. Hij laat zien hoe vruchtbaar de samenwerking is tussen de pioniers en de landbouwkundigen die uit Duitsland state-of-the-art wetenschappelijke kennis hebben meegebracht. Hoe ze met vereende krachten bloeiende boomgaarden met Jaffa’s weten te creëren. De eisen van het landelijke leven waren weliswaar hoog en het leven was hard, maar de urgentie van een eigen huis werd in de loop van de twintigste eeuw steeds dwingender. De vroege kibbutz-bewoners zagen het als hun taak om allen die de pogroms en de concentratiekampen ontvlucht waren een veilige haven te bieden. Shavit geeft een scherp beeld van de verwevenheid van ontwikkelingen op het West-Europese oorlogstoneel en de vroege nederzettingen in Palestina. In Europa wordt de dreiging steeds groter, in Palestina wordt de sfeer grimmiger, zowel onder de pioniers als onder de Arabieren. De mentaliteit van de Joden krijgt nationalistische trekken, de Arabieren gaan zich verzetten. Aan het min of meer vreedzaam samenleven van Arabieren en Joden komt definitief een einde.

Na 1945 moeten de overlevenden van de Holocaust worden geherbergd. De vestiging van de Joodse staat vindt in 1948 plaats, en deze gaat gepaard met een grootscheepse ethnic cleansing. Shavit beschrijft de angstaanjagende verovering van Lydda en hij zegt daarover: ‘And when I try to be honest about it, I see that the choice is stark: either reject Zionism because of Lydda, or accept Zionism along with Lydda’ (131). Shavit kiest voor het laatste. Hij beschouwt ‘Lydda’ als het vuile werk dat gedaan moest worden om zijn volk, zijn dochter en zijn zonen, hemzelf te kunnen laten leven.

Ieder land heeft met andere landen te maken en wordt geconfronteerd met de gevolgen van wat elders plaatsvindt. Maar in Israël lijkt dat in verhevigde mate het geval te zijn. De vestiging van de staat Israël is rechtstreeks verbonden met de uitroeiing van de Joden in Europa, terwijl latere internationale verschuivingen ingrijpende gevolgen hebben voor de Israëlische verhoudingen. Onder invloed van de zesdaagse oorlog van 1967 verandert bijvoorbeeld niet alleen de verhouding met de Arabieren rondom Israël, maar ook de verhouding tussen Arabieren en Joden die in Arabische landen wonen. Joden leefden daar betrekkelijk vreedzaam samen met hun buren, maar de sfeer verandert ten kwade, en voor velen ligt daarin de aanleiding voor een exodus naar Israël.

Shavit beschrijft de gevolgen daarvan, onder andere aan de hand van de lotgevallen van de familie Deri, een welgesteld, traditioneel en seculier kleermakersgezin uit Meknes in Marokko. Van de ene op de andere dag pakken ze hun biezen en reizen ze via Frankrijk naar Israël. Daar wacht hun een onzekere en armoedige toekomst, in een onveilige immigrantenbuurt. Vader en moeder Deri hebben hun kinderen niet veel te bieden en hun twee begaafde zoontjes vertrouwen ze toe aan een ultra-orthodoxe yeshiva. Na enige omzwervingen langs verschillende scholen weet een van de twee, Aryeh Machluff Deri, op zijn 16e jaar Hebron te bereiken, het beste wat de yeshiva’s te bieden hebben. Het is het begin van een grote carrière. Deri gaat de politiek in en wordt de vertolker van deze nieuwe immigratiegolf van Sephardische Joden. Eenmaal in Israël krijgen deze immigranten te maken met een vijandige houding van de gevestigde Ashkenazische inwoners. Die bekijken hen als ‘anders’, op een vergelijkbare manieren als Marokkanen hier in Nederland worden bejegend.

De Sephardische immigranten verwijten de Israëli’s dat ze door hen gedwongen worden om hun religieuze identiteit achter zich te laten en te seculariseren. Overigens merkt Shavit op dat er in Israël evenmin ruimte bestond voor andere trauma’s, noch voor eigen trauma’s en gevoelens, noch voor die van anderen. Alles stond in het teken van de opbouw, van vooruit kijken, van zelf-discipline en niet klagen, van steeds meer nieuwe huizen en nieuwe buurten.

Maar Deri slaagde erin om de Sephardische Joden erkenning te geven. In 1984 richtte hij een Oriëntaalse ultra-orthodoxe partij op, de Shas partij. Bij de verkiezingen van 1996 krijgt de Shas een kwart van de miljoen stemmen en tien zetels in de Knesset; de partij komt met Netanyahu’s Likud in de regering. Het is een verschuiving die veel zegt over veranderingen in de demografische getalsverhoudingen: in 1897 was 7% van de Joden Oriëntaals, na de Holocaust in 1945, was dat 10% geworden, maar in 1990 was 50% van de Joods-Israëlische bevolking Oriëntaals. Deze nieuwe verhoudingen passen niet bij de natie zoals de Zionisten die voor ogen hadden, en waarin eigenlijk geen ruimte bestond voor Oosterse tradities en beschaving.

De verpletterende overwinning in de zesdaagse oorlog van 1967 gaf Israël zelfvertrouwen en maakte Israëli’s zelfgenoegzaam. De Jom Kippur-oorlog van 1973 bewerkstelligde het tegenovergestelde. Deze oorlog werd als een overval ervaren, als een ondermijning van het vertrouwen in politici en in het leger. Twee belangrijke bewegingen brengt Shavit met de spanning tussen deze twee oorlogen in verband: de vestiging van de religieuze nederzettingen in de bezette gebieden en de vredesbeweging die zich daartegen keerde. De kolonisten zagen zichzelf als de religieuze erfgenamen van de eerste kibbutznik, met andere idealen maar met een vergelijkbare gedrevenheid. Zij beschouwden de seculiere Israëlische staat op den duur als niet levensvatbaar. In plaats daarvan wilden ze het Koninkrijk Israël stichten, in het geloof dat de Almachtige God zijn volk, zijn Israël zou redden. De vredesbeweging keerde zich tegen de bezetting, maar zonder echt te geloven in een vrede met de Palestijnen, zonder de lange adem die noodzakelijk was voor een langdurig vredesproces met de bijbehorende onderhandelingen.

In het hoofdstuk over Gaza neemt Shavit zijn eigen ervaringen als gevangenisbewaker in een detentiekamp in 1991 als uitgangspunt. Hij is geschokt en overweegt dienst te weigeren, maar in plaats daarvan besluit hij als peacenik over zijn ervaringen te schrijven. Met afschuw ziet hij hoe de paratroepen midden in de nacht jonge jongens van hun bed lichten, hoe ze angstig het Israëlische kamp worden binnengevoerd en worden ondervraagd. Hoe zijn we hiertoe gekomen?, vraagt Shavit zich af. Bij het geluid van de schreeuwende jongens kan hij zich niet onttrekken aan vergelijkingen met concentratiekampen. Tegelijkertijd begint hij te begrijpen hoe bewakers in zulke situaties zich kunnen aanpassen en zich afsluiten voor andermans lijden. Zijn redenering, die mij niet overtuigt, luidt ongeveer als volgt. Door de arbeidsverdeling vindt er kwaad plaats, maar dat gebeurt zonder dat er slechte mensen zijn. Immers: de Israëli’s die op rechtse partijen hebben gestemd zijn niet slecht; zij zijn het niet die middenin de nacht adolescenten van hun bed lichten; de ministers die de rechtse stemmers in de regering vertegenwoordigen zijn niet slecht, zij stompen geen jongens in hun maag; de legerstaf is niet slecht, die voert uit wat een legitiem, gekozen regering hen opdraagt. Maar al deze niet-slechte mensen brengen samen iets tot stand wat wel degelijk slecht is. Het kwaad is altijd groter dan de som van de delen, groter dan allen die eraan bijdragen en die het uitvoeren. (234-235). Shavit schetst een dramatische patstelling. Om Gaza te bezetten is het nodig om van dat gebied een gevangenis te maken, maar door dat te doen pleegt Israël verraad aan zichzelf en aan eigen idealen. ‘So the question now is not land for peace. The question is land for our decency. Land for our humanity. Land for our very soul’ (235).

My Promised Land laat zien hoe veel kanten Israël heeft. Zo veelzijdig dat het land volgens Shavit daaraan ten onder gaat. De afgelopen dertig jaar vonden er maar liefst zeven verschillende opstanden plaats: die van de kolonisten, van de peaceniks, van de liberale Joden, van de Oriëntaalse Joden, van de ultra-Orthodoxen, die in aantal steeds maar groeien, die niet werken en die niet in militaire dienst gaan, van de hedonistische individuen die zich tegoed doen aan het uitgaansleven van Tel Aviv of die zich politiek verzamelen onder de vlag van de Occupy-beweging, en last but not least van de Palestijnse Israëli’s. Ieder van deze stammen trekt een andere kant op, terwijl de sterke staat waar de Arbeiderspartij voor stond is verdwenen. Een neo-liberale wind heeft daar ook toe bijgedragen, vanuit de illusie dat de markt de staat zou kunnen vervangen. Tussen 1975 en 2002 groeien de armen en ultra-orthodoxen zo sterk dat het aantal sociale uitkeringen vijf keer zo groot wordt. Israël zou daarop moeten reageren met royale investeringen in menselijk kapitaal en in de infrastructuur, maar dat gebeurt onvoldoende.

Shavit besluit met een somber toekomstperspectief. Hij schetst een reeks bedreigingen van Israël, die elkaar de afgelopen tijd versterkt hebben. Israël bevindt zich in een klem van verschillende concentrische cirkels De buitenste is de kring van Moslims die vanuit hun religie vijandig tegenover Israël staan. De volgende cirkel is die van de Arabieren die het niet is gelukt om de oprichting van de staat Israël te voorkomen. De derde cirkel is die van de Palestijnen, die Israël als een vreemde kolonie bekijken, gevestigd op de ruïnes van het oorspronkelijke Palestina. Een minstens zo fundamentele bedreiging is van morele aard. Democratische waarden worden niet door iedereen aanvaard, racisme en vreemdelingenhaat nemen toe, sociale gerechtigheid komt in het gedrang. En die binnenlandse veranderingen vinden plaats in een wereld waarin de internationale machtsverhoudingen sterk verschuiven. Verminderde macht in het westen, revoluties in het oosten. In die verhoudingen moet Israël zich staande zien te houden, in een periode waarin het land sterk is gefragmenteerd. Er zijn de soldaten en de gelukszoekers, er zijn de harde werkers en de orthodoxen. Israëli’s leven in werelden die elkaar niet of nauwelijks raken, en het ontbreekt hen aan sociale samenhang en aan gevoelens van loyaliteit. Een Israëlische identiteit bestaat niet langer, is verkruimeld. Shavit vraagt zich af of Israël zonder utopie wel kan overleven. Is de Israëlische consumptie-democratie wel in staat om zich in deze zware tijden te handhaven? Is de mentaliteit van Israëli’s nog wel opgewassen tegen de tragische omstandigheden waarin zij zich bevinden?

 

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s