Home

En verlos ons van onze schaamte

Het is niet eenvoudig om iets nieuws te zeggen over de opkomst van het rechtse populisme, maar Arlie Hochschild is het toch gelukt. Net als veel progressieve geestverwanten wil Hochschild weten hoe de politieke tegenstellingen in Amerika zo uit de hand hebben kunnen lopen, maar binnen dat onderzoeksveld heeft ze een heel eigen niche ontwikkeld. Ze gaat antropologisch te werk: ze observeert de mensen in wie ze geïnteresseerd is, ze praat met ze en luistert goed naar ze, en daarbij concentreert ze zich op de manieren waarop ze met hun emoties omgaan. Voor Hochschild zijn denken en voelen met elkaar verbonden, en ze ziet haar respondenten als reflexieve mensen, die in staat zijn tot introspectie.

Stolen Pride. Loss, Shame and the Rise of the Right (2024) kan je lezen als een vervolg op Hochschilds Strangers in their Own Land. Anger and Mourning on the American Right (2016). Beide boeken gaan over de vraag waar de aantrekkingskracht van de extreemrechtse partijen vandaan komt, extra moeilijk te beantwoorden omdat de rechtse politieke programma’s vaak indruisen tegen het belang van hun kiezers. In het geval van Strangers in their Own Land deed Hochschild onderzoek in Louisiana, in Stolen Pride was Pikeville in Kentucky haar standplaats. Beide regionen behoren tot de armste van Amerika en Hochschild hoopt juist in deze kwetsbare gebieden een sleutel te vinden om de rechtse Republikeinse stem en het witte nationalisme beter te begrijpen.

Als casus gebruikt ze een demonstratie van extreemrechtse nationalisten in Pikeville. Vanaf het allereerste telefoontje over een vergunning voor de mars, tot de mars zelf en de periode daarna. De bestuurders van Pikeville zitten niet op deze rechtse demonstratie te wachten, maar ze geven wel een vergunning en ze zorgen ervoor dat de organisatie perfect verloopt. Aan hen zal het niet liggen, zij staan pal voor de vrijheid van meningsuiting, ook al zijn ze het oneens met de extreme opvattingen van de betogers. De mars verloopt rustig en de bestuurders van Pikeville zijn trots op hun stad. Ze hebben de maatschappelijke orde weten te handhaven.

Ze keren zich af van het extremisme en de haat van de demonstranten, maar toch blijkt ook het oorspronkelijk Democratische Kentucky zich in de richting van de rechtse Trumpiaanse Republikeinen te bewegen. Zowel in 2016 als in 2020 stemde 80 procent van de kiezers in Pike County voor Donald Trump als president. Hochschild zoekt een eerste verklaring voor deze verrechtsing in de economische neergang van het kolengebied. De American Dream raakt daar steeds verder uit zicht, de identiteit van de bevolking wordt door de teloorgang van de kolen aangetast, de persoonlijke gevoelens van individuen resoneren mee met het verval. In de bloeiperiode maakten ze deel uit van een gemeenschap waarmee ze zich decennialang identificeerden, die ze koesterden en waarmee ze eer konden inleggen. Maar die gemeenschap heeft ten opzichte van andere groepen aan macht en prestige verloren. De glans is eraf. Tot kortgeleden was Pikeville dé kolenleverancier van het land, maar veel mijnen zijn gesloten, veel banen zijn verdwenen en de specifieke vaardigheden van de mijnwerkers hebben daarbuiten weinig waarde. Veel voormalige mijnwerkers hebben nieuw werk moeten zoeken. Vaak waren dat laagbetaalde banen in de dienstensector, werk dat hun weinig eigenwaarde opleverde en waarmee ze te weinig verdienden om hun gezin te kunnen onderhouden. Velen kwamen in een neerwaartse spiraal terecht. Ze raakten in een scheiding verwikkeld, ze werden verslaafd aan alcohol of drugs. Sommigen werden dakloos en zochten hun toevlucht op straat of in een caravan. Hun levens raakten ontwricht. Hun familie, vrienden en kennissen verkeerden in vergelijkbare situaties, en ze trokken elkaar eerder naar beneden dan dat ze elkaar konden steunen.

Zulke levensgeschiedenissen geven een ontluisterend beeld van de Amerikaanse samenleving. De arme, kwetsbare mensen met wie Hochschild praat zijn sterk op zichzelf aangewezen, sociale vangnetten zijn schaars en minimaal. Een enkeling ziet kans om op eigen kracht uit dit dal te klimmen. Zo krijgt iemand uitzicht op een baan omdat hij is uitgekozen voor een ontwikkelingstraject in de IT; iemand anders blijft hangen in een afkickcentrum, maar ditmaal in de rol van hulpverlener. Tot zover is het verhaal niet erg nieuw, maar Hochschild gaat een stap verder en verschuift de invalshoek van haar onderzoek. Ze concentreert zich niet op politieke ideologie of partijpolitiek, maar op de geknakte trots en de daaraan gerelateerde schaamte van haar gesprekspartners. In die onderstroom van gevoelens zoekt ze de diepere bronnen van hun politieke voorkeuren, en zo komt ze op dreef met een eigen verhaal.

Net als in haar andere boeken baseert ze haar analyse op langdurige gesprekken met mensen uit alle hoeken van de samenleving. Ze kiest haar gesprekspartners zo uit dat ze de mars vanuit verschillende sociale en politieke perspectieven kan bekijken. Zo praat ze met de organisatoren van de mars en de bestuurders van Pikeville, met een middenstander, een leerkracht, een kunstenaar en mogelijke slachtoffers van de mars zoals islamitische immigranten. Ze wil vooral weten hoe het materiële verlies dat ze als inwoners van Kentucky met elkaar delen zich vertaalt in hun ideeën over de wereld, de politiek en de mars, en vooral in hun persoonlijke gevoelens en emotionele dilemma’s. Daarbij draait het voor haar om de rol van trots en schaamte in hun levens. Hochschild gebruikt haar gesprekken om een pride biography te construeren, het ‘diepe’, gevoelsmatige verhaal dat enigszins verborgen ten grondslag ligt aan hun politieke houdingen, hun handelen en hun voorkeuren. Feiten en oordelen zijn daarin ondergeschikt aan gevoelens.

Trots en schaamte manifesteren zich als persoonlijke gevoelens, maar mensen ontlenen zulke gevoelens aan hun groepsidentiteit, en die kan verschillend van aard zijn: nationaal, regionaal, professioneel of gekoppeld aan etniciteit, gender, seksuele oriëntatie. Net zoals huishoudboekjes en gezinsbudgetten onderdeel zijn van een bredere materiële economie, zo maken de ‘trots-biografieën’ deel uit van de bredere ‘trots-economie’. Hochschild vindt dat die trots-economie te weinig aandacht krijgt, en dat het belang daarvan wordt onderschat.

Zowel in Strangers in Their Own Land als in Stolen Pride speelt de onbereikbaarheid van de American Dream een centrale rol. Maar in Strangers in Their Own Land draait het diepe verhaal om woede over de onmogelijkheid om vooruit te komen, terwijl Arlie Hochschild in Stolen Pride vooral de gevoelens van schaamte onderzoekt die daar ook mee verbonden zijn. Daarmee raakt zij aan de meest fundamentele menselijke angsten. Trots en schaamte verwijzen naar de kwetsbaarheid van sociale banden. Zeker wanneer je denkt dat je zelf iets fouts hebt gedaan en je je schaamt over eigen falen, vrees je andermans oordeel en afwijzing. Sociologen uit verschillende generaties geven trots en schaamte dan ook een ereplaats. Thomas Scheff noemt schaamte ‘de meester-emotie’ (1994), en hij verwijst naar Charles Cooley (1922) die schaamtegevoelens als primaire sociale emoties ziet. Steeds gaat het over acceptatie en respect, over al dan niet gezien worden, en er al dan niet bijhoren. Zie ook de titel van Michèle Lamonts boek uit 2023: Seeing Others. How Recognition Works and How it Can Heal a Divided World.

Diepe verhalen

Het ‘diepe verhaal’ dat Hochschild in Strangers in Their Own Land schetste is een rij mensen die zich inspant om de American Dream te bereiken. Ze staan geduldig op hun beurt te wachten, ergens in het midden van de rij, met achter zich armen, vrouwen, mensen van kleur en met een lage opleiding, naast immigranten en overheidsambtenaren. Maar tot ongenoegen van deze middengroep, waaronder veel oudere mensen en christenen, zijn er steeds voordringers. Vrouwen of immigranten bijvoorbeeld, die maken dat de middengroep vrijwel niet vooruitkomt. De rij stagneert, de wachtenden worden gepasseerd en ze verliezen hun geduld. Ze hebben hard gewerkt, ze hebben minder bereikt dan ze hadden gewild, en eigenlijk vinden ze dat ze gefaald hebben. Maar toch willen ze dat anderen hun inspanningen en hun opvattingen zien, erkennen en respecteren. Ze willen gezien worden (vergelijk Michèle Lamont 2023). Dat blijkt niet te gebeuren: progressieve kringen kijken op hen neer en behandelen hen laatdunkend; de media noemen hun ideeën provinciaals en achterhaald. De combinatie van hard werken zonder vooruit te komen, van falen en een gevoel van achterstelling, levert een aansprekend beeld op dat heel vaak is geciteerd.

In het diepe verhaal dat Hochschild in Stolen Pride construeert legt ze een verband tussen collectief machtsverlies en individuele gevoelens van schaamte. Ze zoekt daarin een verklaring voor de opmars van rechtsextremisme. Donald Trump treedt daarbij op als Verlosser. Als een held die zijn volgelingen van hun schaamte kan ontdoen. Hochschild noemt hem een super anti-shame warrior, en ze beschrijft The Four-Moment Anti-Shame Ritual dat Trump vaardig weet te hanteren. De reeks stappen die Hochschild beschrijft doet denken aan de reactie van daders op hun beschuldiging, die in 1997 door de psycholoog Jennifer Freyd is geïntroduceerd als Darvo (Deny, Attack, and Reverse Victim and Offender). Het ritueel met Trump in de hoofdrol verloopt als volgt. De eerste fase houdt in dat Trump in het openbaar een provocerende uitspraak doet. Hij overschrijdt de grenzen van het fatsoen, politiek of anderszins. Stap twee is dat de experts/commentatoren Trump hierop misprijzend aanspreken: “Zoiets kan je echt niet zeggen, zoiets kan je echt niet doen, over zoiets moet je je schamen.” (p. 204)In de derde fase ziet Trump kans om de rollen om te draaien en zichzelf als slachtoffer va ‘beschaming’ te presenteren. “Kijk nu eens wat ze me aandoen”, en “Stem op mij, want dit zou jou ook kunnen overkomen”. In de vierde fase slaat Trump terug. Hij blaast tegen de mensen die zijn gedrag schaamtevol vinden, hij scheldt ze uit. Hochschild ziet dit moment als de sleutel in het ritueel: het geeft de mensen die zich schamen een gevoel van catharsis. “It’s the our bully in action.” (p. 205). Voor Trump is deze strategie van shaming, blaming, victimhood en countershaming routine geworden, in de verkiezingsstrijd en als zittende president. Voor zijn volgelingen voelt het ritueel dat hun schaamte oplost als een vorm van bevrijding, met Trump als grote Verlosser. Het ritueel heeft nog een vijfde fase, waarin Trump wraak aankondigt en zijn tegenstanders belooft te straffen. Op When they shame me, they shame you” volgt meteen “So together we should get revenge” (p. 221). Dat is wat Trump deed met de verkiezingen van 2020. Al voor de verkiezingen verklaarde hij dat een Democratische overwinning ‘gestolen’ zou zijn, en hij beloofde in dat geval wraak. En ook al kwam er overtuigend bewijs dat de verkiezingen eerlijk waren verlopen, en geloofde meer dan 60 procentvan de Amerikanen dat dat het geval was – 90 procent van de Democraten en 23 procent van de Republikeinen – toch bleef het percentage van de aanhangers van ‘stolen’ onveranderd.

Stolen’ is overigens een rode draad in Hochschilds boek. Zij noemt het een ‘meester narratief’. Het houdt een belangrijke, emotionele wending in om niet van verlies maar van diefstal te spreken. Daardoor wordt het mogelijk om de schuld van onheil te personaliseren, zichzelf als slachtoffer te presenteren, en aanwijsbare schuldigen verantwoordelijk te stellen. De ‘gestolen verkiezingen’ zijn daar een goed voorbeeld van, met alle elementen van het ‘ontschamingsritueel’ daarin vertegenwoordigd. Het is onbehoorlijk om de verkiezingsuitslag al bij voorbaat als fraude te bestempelen, het roept onmiddellijk afkeuring op, en wie die afkeuring uitspreekt krijgt zelf de schuld en wordt met bestraffing bedreigd.

Door collectief verlies en schaamte een centrale plaats te geven, volgt Hochschild een spoor dat Norbert Elias in de inleiding van De gevestigden en de buitenstaanders (1976, 1965ook heeft uitgezet. Elias wijst op de gevoelens die uiteenlopende vormen van collectief machtsverlies bij mensen kunnen oproepen. Als hun wij-beeld en wij-ideaal niet langer in overeenstemming zijn met de ‘realiteit’, ervaren ze een discrepantie tussen de feitelijke en de denkbeeldige positie van hun eigen groep en van zichzelf. Het verdriet daarover proberen ze met collectieve fantasieën te compenseren. Deze verschijnselen zijn ook herkenbaar in de worsteling van de inwoners van Pikeville. Hun economische kansen zijn verminderd, hun positie is kwetsbaar geworden en ze komen voor de vraag te staan ‘hoe te reageren op schaamte die je niet hebt verdiend?’. Collectieve fantasieën, zoals de slogan America First lijken op het eerste gezicht een antwoord op die vraag te hebben, maar zulke fantasieën zijn op een geïdealiseerd verleden geënt en zijn een emotionele ontkenning van veranderde machtsrelaties. Het machtsverlies blijft bestaan, schaamtegevoelens komen in de plaats van eigenwaarde. Een ‘ontschamingsritueel’ zoals Trump dat opzet kan hen schijnbaar over die schaamte heen helpen.

Hochschilds bijdrage aan een beter begrip van rechtse populistische bewegingen ligt in de analyse van pijngevoelens bij collectief verlies. Maar er is nog iets waarin ze zich onderscheidt van andere populisme-onderzoekers. Met haar diepe verhaal over verlies, schaamte en trots geeft zij een aanzet voor een verklaringsmodel dat net als bij Norbert Elias niet alleen gaat over economische verliezers, over armen en laagopgeleiden, maar dat ook toepasbaar is op groepen die op basis van andere criteria aan macht hebben verloren. Een beroepsgroep waaraan je vroeger trots ontleende kan aan waarde verliezen, de machtsbalans tussen groepen kan verschuiven, zoals tussen mannen en vrouwen of tussen witte mensen en mensen van kleur. Dat geeft de mogelijkheid om de heterogeniteit van de populistische aanhang in alle breedte te onderzoeken en de diversiteit van rechtse kiezers te verklaren. Ook al verschillen de aanhangers van Donald Trump qua maatschappelijke positie en opleidingsniveau, op gevoelsniveau delen ze de combinatie van collectief verlies en persoonlijke schaamte.

Het is misschien voorbarig om Hochschilds benadering een verklaringsmodel te noemen. Het zou verder – met De gevestigden en buitenstaanders in de hand – uitgewerkt moeten worden, en meer coherentie zou Stolen Pride een beter boek maken. Maar Hochschild attendeert ons wel op een belangrijk en veelbelovend onderzoeksterrein. Ze schetst de contouren van een zoektocht naar de manieren waarop mensen omgaan met collectief machtsverlies, en met de gevoelens van pijn en krenking die daarmee samenhangen. Die kunnen zich in alle verscheidenheid voordoen, in uiteenlopende settings, lokaal, regionaal, nationaal, mondiaal. Waar zijn mensen trots op en wat gebeurt er als die trots op groepsniveau wegvalt? Hoe denken mensen over de relatie tussen hun individual troubles en social issues, maken ze verschil tussen verlies als eigen schuld of als een lot dat hen overkomt? Zoals de man die het zichzelf aanrekent dat hij de eerste tekenen van verval van zijn tattoo-winkel heeft gemist, terwijl hij zich niet verantwoordelijk voelt voor de neergang van de kolen. Een beter begrip van de persoonlijke betekenis van collectief verlies zou kunnen bijdragen aan een realistischer omgang met de schaamte die dat oproept. Het verlangen naar een verlosser valt niet onder die noemer.

Elias N en Scotson JL (1976 (Nederlandse vertaling) 1965De gevestigden en de buitenstaanders. Utrecht/Antwerpen: Het Spectrum.

Hochschild AR (2024) Stolen Pride. Loss, Shame and the Rise of the Right. New York, Londen: The New Press.

Lamont M (2023) Seeing Others. How Recognition Works and How it Can Heal a Divided World. New York: Simon & Schuster.

Scheff TJ (1994) Bloody Revenge. Emotions, Nationalism and War. Boulder, San Francisco, Oxford: Westview Press.

Zie ook: Tijdschrift Sociologie

https://openjournals.ugent.be/ts/article/id/96258/

Leave a comment