
Stella Leenders heeft een nieuw beroep uitgevonden: boekenzoeker. Ze heeft het werk zelf bedacht en ze heeft er een woord bij verzonnen. Toen haar kinderen op basisschool IKC Het Groene Hart zaten deed ze vrijwilligerswerk in de bibliotheek, later werd het organiseren en beheren van bibliotheek haar werk. Vanaf dat moment maakte ze van zichzelf een personage: ze bond een opengeslagen boek op haar hoofd, op haar voorhoofd kwam een mijnwerkerslampje, en bij deze uitdossing trok ze nog een lange jas met letters aan. De vermomming werkte. Kinderen spraken haar aan met ‘Boekenzoeker’, één kind noemde haar zelfs ‘boek’. Op 26 oktober 2024 verliet zij IKC Het Groene Hart, maar gelukkig kon ik haar vlak daarvoor nog een keer aan het werk zien.
Wat doet Stella Leenders als boekenzoeker? Ze maakt kinderen wegwijs in het luilekkerland van de kinderboekenwereld. Aan kleine kinderen leest ze voor, grotere kinderen helpt ze een boek te vinden waar ze zin in hebben. De boekenzoeker is goed thuis in kinderboeken, ze is geïnteresseerd in kinderen van verschillende leeftijden, ze heeft een goed beeld van hun leesniveau. IKC Het Groene Hart is een overzichtelijke school, met 300 kinderen. Het ligt in een kleine plaats, Zuidwolde. Stella Leenders kent de oudere kinderen vanaf hun peuterleeftijd, ze weet wie de ouders zijn, ze weet iets van hun familiegeschiedenis. Die vertrouwdheid maakt het contact met de kinderen gemakkelijk.
Op de dag dat ik kom kijken leest Stella eerst aan een groep peuters voor. Ze zitten rustig op stoeltjes op haar te wachten. Het zijn twee groepen en vier leidsters. Die geven soms aanwijzigingen, maar ze houden zich op de achtergrond. – ‘Rustig blijven zitten’, zeggen ze, maar daar trekken de kinderen zich niet veel van aan. Stella leest voor uit Muis van Lucy Cousins. Ze heeft een paar knuffels bij zich waarmee ze het voorlezen opent. De kinderen luisteren en leven echt mee. Ze komen naar voren om te vertellen dat ze thuis ook een poes hebben, ze geven commentaar, soms als reactie op een vraag van Stella, soms uit eigen beweging. En na een half uurtje voorlezen gaan ze buiten spelen. De deur van het lokaal komt uit op een idyllisch speelplaatsje.
Daarna zie ik Stella aan het werk met kinderen uit groep zes. Ze krijgt steeds kleine groepjes in haar bibliotheek, vier of zes kinderen op zoek naar een mooi boek. Stella kent alle kinderen, ze weet iets van hun smaak, en het kost haar geen moeite om adviezen te geven. Soms pakken kinderen een boek dat Stella te moeilijk vindt of te heftig voor hun leeftijd. Bijvoorbeeld de latere delen van Harry Potter, heel spannend en met rare moeilijke zinnen. Die kunnen ze beter nog even uitstellen, en Stella raadt ze een ander boek aan. Is het De magische apotheek? Twee kinderen zie ik daarmee weggaan. Aan een meisje dat het zoveelste deel van Dagboek van een muts gaat lezen, vraagt Stella bezorgd: ‘Vind je het echt wel leuk om nog een boek over de muts te lezen?’ De kinderen halen Meester Jaap van Jacques Vriens uit de kast en moeten er hard om lachen. Er staat een plaatje voorop met meester Jaap in een jurk. Het boek is helemaal stuk gelezen, maar deze keer leent niemand het. Een meisje leent twee boeken van Paul van Loon. Ik vraag haar of ze Paul van Loon kent. Ja, ze heeft al meer boeken van hem gelezen en ze houdt ervan. Een paar jongens kiezen voor een informatief boek. Een jongen heeft een boek gevonden over communicatie, Van hiëroglyfen tot hyperlinks. Een ander is vooral geïnteresseerd in energie. De jongens mogen er nog een fictieboek bij kiezen.
Het is een ontspannen geheel. De kinderen zijn levendig. Ze praten met elkaar en lachen veel. Ze komen heel doelgericht binnen, en de boeken komen in hun gesprekken terloops ter sprake. Ze weten precies in welke kasten ze moeten zijn, ze weten wat er van hen verlangd wordt, ze kunnen Stella ongeremd van alles vragen, en ze krijgen een advies op maat. Ze hoeven de boeken niet in te schrijven. Als ze een boek uit hebben kunnen ze dat terugbrengen of in het boekenkastje in hun klas neerzetten. Stella loopt zo nu en dan die kastjes na om de bibliotheekboeken weer terug te halen. De kinderen nemen in principe geen boeken mee naar huis, maar soms als het zo uitkomt mogen ze dat wel. Aan de muur hangt een mooie poster met De rechten van de lezer (1993), van Daniel Pennac met illustraties van Quentin Blake. Het eerste recht is: ‘Het recht om niet te lezen’. De poster laat iets zien van de open en vrije sfeer in de bibliotheek van IKC Het Groene Hart De poster eindigt met een vermaning. ‘Lach nooit iemand uit die nooit leest, want dan gaat die persoon nooit meer lezen.’
Stella Leenders noemt haar bibliotheek een knusse snoepwinkel, waar voor ieder wat wils is te vinden. De boeken zijn heel globaal ingedeeld. De fictie staat vooral op leeftijd en leesniveau. Andere ingangen die ik tegenkom: Poëzie, Drents, Wilde dieren, Wilde dieren in Nederland, Boerderijdieren algemeen, Huisdieren, Toneellezen, Gevoelens, Landen.
Stella vindt de kwaliteit van de Nederlandse boeken heel hoog. Ze denkt niet dat de leesproblemen van Nederlandse kinderen daarmee te maken hebben. Eerder denkt ze dat er iets misgaat in de aansluiting tussen het boekenaanbod en de kinderen. Leerkrachten letten op heel specifieke dingen, zoals technisch lezen, maar in haar bibliotheek draait het vooral om leesplezier en het ontwikkelen van een eigen smaak. Het is jammer dat er een scheiding tussen leesonderwijs en leesplezier is ontstaan. In dat gat is Stella met haar boekenzoekers-aanpak gesprongen. Die benadering kan alleen slagen als je de kinderen kent en met ze vertrouwd bent. Een vast persoon in de bibliotheek, iemand die iedereen kent, is daarvoor essentieel.
Dat staat haaks op het beleid dat de laatste kabinetten Rutte hebben gevoerd. Zij zetten in op de Bibliotheek op school, een samenwerkingsverband tussen scholen en openbare bibliotheken. Het idee is gebaseerd op een reeks van goede bedoelingen: dat schoolbibliotheken daardoor goed gevuld zouden zijn, en dat de leerkrachten kunnen worden ondersteund door deskundige leesconsulenten. Voor de Bibliotheek op school is veel geld vrijgemaakt, maar ondertussen dreigen de schoolbibliotheken te verkommeren en krijgen de leerkrachten die de kinderen het best kennen minder gelegenheid om kinderen te adviseren over hun boekenkeuze. Stella Leenders is ervan overtuigd dat ze de kinderen zo goed kan bereiken, omdat ze hen zo goed kent. Die vertrouwdheid met de kinderen mist ze bij de Bibliotheek op School. Ze zou graag willen dat Pabo’s meer aandacht aan kinderboeken gaan besteden, maar het lezen van kinderboeken is daar geen vanzelfsprekendheid. Laat staan dat het ontwikkelen van ‘boekenzoekers-expertise’ systematische aandacht krijgt. Die expertise bestaat uit samen met kinderen over boeken praten, kijken of er een boek te vinden is dat aansluit bij een belangrijke gebeurtenis in hun leven – een nieuwe broer of zus, de dood van een grootvader, een verhuizing. In dat soort gesprekken lijkt het recept te liggen om kinderen aan het lezen te krijgen. In het curriculum van de Pabo zou daarvoor ruimte moeten komen.
Op de Katholieke Pabo in Zwolle is overigens wel een post-hbo-opleiding. Studenten kunnen zich daar specialiseren in jeugdliteratuur. Een gevarieerd gezelschap volgt de eenjarige opleiding: leerkrachten, bibliothecarissen, leesconsulenten. Op die opleiding draait niet alles om technisch lezen, motivatie en begrip tellen ook mee. Een van Stella’s collega’s op IKC Het Groene Hart, Vera Wobben, volgt de opleiding. Ze vertelt dat ze lesopdrachten en activiteiten moeten verzinnen, rondom de boeken die ze gaan lezen. Door die opdrachten help je kinderen om de wereld van het boek in te stappen. Het uitbreiden van hun woordenschat kan daartoe een middel zijn, of het leggen van relaties met zaakvakken en met het vak burgerschap. Door kinderen over boeken te laten praten, door hen opstellen te laten schrijven of stellingen te laten bediscussiëren kunnen ze diepere lagen in het boek aanboren, waarbij je ook nog rekening kunt houden met de SLO-doelen. Dit soort opleidingen zou de kloof tussen technisch en begrijpend lezen kunnen overbruggen. Een deel van deze opleiding zou een verplicht onderdeel van de reguliere Pabo kunnen worden.
PS: In het voortgezet onderwijs zou je hierop kunnen variëren: studenten Nederlands zouden bijvoorbeeld voor een ‘minor mediatheek’ kunnen kiezen. Voor hen zouden gemengde banen gecrëeerd moeten worden, waarin ze voor een deel Nederlandse les geven, voor een deel in de mediatheek werken. Mediathecarissen zouden op die manier beter in de school geïntegreerd raken, ze zouden de kinderen beter kennen en ze zouden beter weten wat er op school en in de klassen speelt.