Home

media

Op Nieuwsuur 2 september 2014 werd een somber beeld geschetst van het arbeidsmarktperspectief van mbo’ers. Hoe reageren leerlingen?

‘500.00 banen op mbo niveau 2 en 3, de lagere niveau’s, zullen de komende tijd verdwijnen en die banen die komen voorlopig niet meer terug. Door de crisis pikken de hogeropgeleiden deze banen ook nog eens een keer in. Dus de toekomst op de arbeidsmarkt voor degenen die afstuderen op mbo’s ziet er heel slecht uit op dit moment’, zo leidde Twan Huys dit item in.

Jouke van Dijk, hoogleraar regionaal arbeidsmarktanalyse RUG, gaat nog een stap verder. Volgens hem komen de verdwenen banen door structurele ontwikkelingen niet meer terug: banen in de industrie verdwijnen door automatisering, banen in de dienstensector verdwijnen omdat wij allerlei handelingen zelf zijn gaan doen. De crisis komt daar nog eens bovenop. Lageropgeleiden krijgen daardoor te maken met de concurrentie van overgekwalificeerde hogeropgeleiden aan wie werkgevers de voorkeur geven. Van Dijk verwacht dat er de komende tijd nog eens 500.000 banen extra zullen verdwijnen.

Bovendien stellen werkgevers steeds hogere eisen aan de vakkundigheid van werknemers, technisch, sociaal, cognitief. Nieuwsuur laat bijvoorbeeld zien hoe het onderhoud van de technische installaties van de verkeerscentrale aan de Wester-Schelde al meer vraagt dan de twee jaar mbo die leerlingen een zogenaamde startkwalificatie opleveren. Zelfs een mbo-opleiding van drie jaar biedt op dat werk al weinig kansen.

Werknemers zullen vaker een breed terrein moeten beheersen en verschillende bekwaamheden moeten combineren. Kijk bijvoorbeeld naar mechatronica, dat zowel mechanica, elektrotechniek als informatietechnologie in het lespakket heeft. Minister Lodewijk Asscher stelt in zijn speech over robots en de dreiging van technologische werkloosheid dat onderwijs leerlingen de vaardigheden moet aanleren ‘[…]waaraan behoefte is in het tweede machinetijdperk. Het basisonderwijs is bijvoorbeeld nog sterk gericht op lezen, schrijven en rekenen. Deze vaardigheden blijven van belang, maar in de digitale economie komt het steeds meer aan op conceptueel denken, brede patroonherkenning en complexe communicatie.’ ‘Als robots laaggeschoold en routinematig werk gaan overnemen moeten we onze jeugd opleiden voor het andere werk. Niet trainen op routine, maar op het onverwachte. Niet op feiten, maar op creatief analyseren en nieuwe wegen zoeken. En uiteraard op een goede omgang met een geautomatiseerde wereld.’

Asscher legt een direct verband tussen de kwaliteit van arbeid en de kwaliteit van onderwijs. Schoolgaande jongeren moeten worden gestimuleerd om een zo hoog mogelijk opleidingsniveau te halen. Ze moeten goed gekwalificeerd zijn om te voorkomen dat ze achterblijven en werkloos worden,. ‘In het bijzonder is een kwaliteitssprong in het middelbaar beroepsonderwijs noodzakelijk.’

Zo wijzen alle tekenen erop dat individuele leerlingen er het verstandigst aan doen om zo ‘hoog’ mogelijk in te zetten. Dat is wat ze al decennialang doen en dat is ook waartoe ouders en leraren hen proberen te krijgen. Hoe meer, hoe langer en hoe moeilijker onderwijs – dat is het motto.

In deze ontwikkeling past de spectaculaire groei van het onderwijs in de afgelopen eeuw. In Nederland ging in 1900 nog maar 2% van de 12- tot 18-jarigen naar een school voor voortgezet onderwijs, nu staan leerlingen te boek als schoolverlaters wanneer ze voor hun achttiende jaar gaan werken. Binnen het voortgezet onderwijs doet zich een zelfde beweging voor, van steeds meer en steeds langer: een groei van havo- en vwo-leerlingen, en een afname van vmbo-leerlingen. En binnen een gelaagde opleiding als het vmbo verschuiven leerlingen in de richting van de hogere onderwijsniveaus, de theoretische en de gemengde leerweg, beide met meer algemene vorming in het pakket.

Deze uitbreiding en verlenging van schoolbezoek doen zich al ruime een eeuw voor. Geert de Vries heeft daarover geschreven in Het pedagogisch regiem. Groei en grenzen van de geschoolde samenleving (1993). De Vries verklaart deze ontwikkeling, niet vanuit de motieven en handelingen van politieke elites, pedagogische beroepsgroepen, werkgevers, ouders en kinderen, maar vanuit de schooldwang die de verschillende partijen op elkaar uitoefenen. Leerlingen verspelen hun maatschappelijke kansen, wanneer anderen langer naar school gaan dan zijzelf. Die voortschrijdende schooldwang doet zich op alle onderwijsniveaus voor, in de gehele wereld en over een lange termijn.

Op het mbo is deze trend van steeds meer en steeds hoger onderwijs echter minder duidelijk waarneembaar dan op het vmbo. Op het mbo volgt inderdaad een klein aantal leerlingen onderwijs op niveau 1 (assistentenopleiding), een niveau dat minder is dan de startkwalificatie die van hen gevraagd wordt. Maar ruim de helft van de leerlingen volgt een opleiding op niveau 2 (basisberoepsopleidingen) of niveau 3 (vakopleidingen), en die percentages zijn de afgelopen jaren gestegen. In de hoogste opleiding op niveau 4 (middenkaderopleidingen) zijn weliswaar de meeste leerlingen aan te treffen, maar anders dan je voor de mbo-ers zou wensen is hun aandeel de afgelopen jaren percentueel juist gedaald (van 63% naar 44%).

Voor meer dan de helft van de mbo’ers is het een somber vooruitzicht, als alleen de vier-jarige mbo-opleidingen hun een toekomst kunnen bieden. Hoe komt het dat het niet lukt om grote groepen jongeren zodanig te scholen dat ze hun talenten kunnen ontwikkelen op een manier die hen voldoende maatschappelijke kansen biedt? En vooral, wat is daaraan te doen?

2000/01 2011/12
vmbo 47 39
havo 25 29
vwo 27 31

Verdeling van leerlingen in het 3e leerjaar van het voortgezet onderwijs naar schooltype, in percentages, exclusief praktijkonderwijs. Bron: CBS, Jaarboek onderwijs in cijfers 2012

vmbo 2000/01 2011/12
basis/kader 54 49
theoretisch/gemengd 45 51

Verdeling van vmbo-leerlingen over de verschillende leerwegen, in percentages. Bron: CBS, Jaarboek onderwijs in cijfers 2012

Bron: CBS, Jaarboek onderwijs in cijfers 2012

2000/01 2011/12
Niveau 1

Assistentenopleidingen

4 5
Niveau 2 Basisberoepsopleidingen 14 24
Niveau 3

Vakopleidingen

19 28
Niveau 4

Middenkaderopleidingen

63 44

Verdeling van mbo-leerlingen over verschillende niveaus, in percentages. Bron: CBS, Jaarboek onderwijs in cijfers 2012