Al is er volop meningsverschil en debat, toch lijken Nederlandse media sterk op elkaar. Dezelfde onderwerpen halen de voorpagina, dezelfde zorgen en problemen worden breed uitgemeten, dezelfde mensen komen daarover aan het woord. Het aantal denkrichtingen is beperkt en voorspelbaar, maar wat we nodig hebben zijn nieuwe ideeën.
Zulke alternatieve vergezichten zijn te vinden in Gratis geld voor iedereen van Rutger Bregman. Zijn boek is eigengereid en is een pleidooi voor verbeeldingskracht en utopisch denken. De kwesties die tegenwoordig spelen, laten zich niet oplossen op de manieren die vanaf de industrialisatie gangbaar waren. Meer sociale zekerheid en nog langer verplicht naar school – het zijn medicijnen die uitgewerkt zijn. We hebben andere manieren nodig om de kwaliteit van het leven te beoordelen en te verbeteren. We kunnen de wereld alleen veranderen met nieuwe ideeën, en een paar van die utopische dromen werkt Bregman verder uit.
Zijn uitgangspunt is dat we in Luilekkerland leven. Door vergelijkingen met vroeger en met elders relativeert hij de maatschappelijke kwesties die in Nederland hoog op de agenda staan. Nederland in crisis? We zijn nog nooit in de mensheidsgeschiedenis zo rijk en gezond geweest als nu. Sociale ongelijkheid in de Nederlandse verzorgingsstaat? Met een uitkering behoren de Nederlandse daklozen tot de 18% rijkste mensen ter wereld. Bregman is een klassiek verlicht denker in zijn gebruik van empirisch materiaal. Geen intuïtie, maar kennis – daar moeten we het van hebben. Wil je weten of ontwikkelingshulp werkt, doe een randomized controlled trial. En inderdaad ontwikkelingshulp blijkt dan een stuk beter te kunnen, maar na die constatering is Bregman alweer verder gesprongen en vraagt hij zich af of het niet veel effectiever is om belastingparadijzen te sluiten en de grenzen te openen voor immigranten. Kortom, Gratis geld voor iedereen is een springerig boek, dat op fantasierijke wijze en goed gedocumenteerd alle kanten opgaat. Twee ideeën staan echter centraal: gratis geld voor iedereen, zonder voorwaarden vooraf, zonder controle, én een vijftienurige werkweek, met een stabiele en zinvolle baan.
Het idee van gratis geld is niet nieuw. Er is zelfs herhaaldelijk mee geëxperimenteerd en Bregman kan laten zien dat de effecten daarvan positief waren. Toch is de gedachte dat je moet werken voor je geld zo stevig verankerd in het collectieve geheugen, dat die positieve effecten zijn vergeten. Bregman frist ons collectieve geheugen op met een verrassende collectie experimenten die om de verkeerde redenen stop zijn gezet.
Over de kortere werkweek schrijft hij dat deze tot de jaren 1980 vlakbij leek te zijn, de opmars van de vrije tijd leek niet te stuiten. Het is echter anders gelopen. Nederlanders zijn juist meer in plaats van minder gaan werken, terwijl de consumptie na 1980 wel is blijven groeien. De introductie van de smartphone maakt dat mensen jaarlijks bijna drie weken extra tijd aan werk besteden, aldus Engelse onderzoekers. Toch zou een verkorting van werken mensen productiever en meer tevreden maken, hun ecologische voetafdruk zou verminderen, net als het aantal ongelukken op het werk; de werkloosheid zou kleiner worden, mannen en vrouwen zouden hun werk onderling beter verdelen, net als de verschillende generaties.
Ik heb Bregmans boek vooral gelezen met het oog op het onderwijs, een sector die behoorlijk vastzit in oude patronen. Op welke nieuwe ideeën brengt het boek je? Neem de werkloosheid die voor mbo’ers wordt voorspeld, dat probleem zou een heel eind kunnen worden opgelost wanneer zij gratis geld kregen en wanneer iedereen korter zou gaan werken. Een nieuwe ronde leerplichtverlenging met alle problemen vandien, van motivatieverlies, diploma-inflatie en banenverdringing, zou dan overbodig zijn.
Maar het loont de moeite om verder dan dat te denken en de utopie nog wat uit te werken: wat kunnen mensen de rest van de week doen? Een deel van die extra tijd zullen ze gaan gebruiken voor intensivering van activiteiten die nu als ‘onbetaald werk’ worden beschouwd: alles in en om het huis, alles met kinderen, oude mensen en anderen die zorg nodig hebben. Dat alles zal meer aandacht krijgen. Het eten zal lekkerder worden, en mensen zullen meer tijd aan gezelligheid besteden, meer naar muziek luisteren, meer dansen en sporten, meer vissen en fietsen. Ze zullen die tijd ook aan allerlei dingen kunnen besteden die nu vrijwilligerswerk genoemd worden. Ze kunnen dat doen, omdat ze er plezier aan beleven, ze kunnen ook met elkaar ruilen. Ik naai je gordijn, jij hangt de rails op. Ik maak gebruik van je logeerkamer en pas dan op je honden, poezen en je kippenren.
De cruciale vraag voor het onderwijs is: hoe zijn mensen voor deze utopie toe te rusten en welke rol kan het onderwijs daarin spelen? Hoe zouden de curricula van scholen er uit moeten zien en in welke richtingen kunnen leerlingen zich op school dan ontwikkelen? Wat is daarbij de standaard en wat hebben ze daarbij te kiezen? Het onderwijs zou meer op Bildung en minder op de arbeidsmarkt worden gericht. Meer ingesteld op de homo ludens, op mensen die voor zichzelf een leven in New Babylon van Constant Nieuwenhuijs kunnen voorstellen. Verplicht onderwijs wordt niet afgeschaft, maar wordt net als de werkweek ingekort, onderwijs buiten school krijgt een belangrijker plaats.
Want leren en lesgeven in de ruimste zin van het woord zijn bij uitstek geschikte bezigheden voor de 153 uren die er in een week overblijven als je er 15 uur van hebt afgetrokken. Ze lenen zich ook goed als ruilobject, tussen individuen, maar ook groepsgewijze. Ik leer jou skaten als jij me Nederlands leert. Ik ben goed in rekenen, maar heb geen verstand van tuinieren. Ik leer jou Frans, jij leert mij hoe ik goed kan solliciteren. Ik leer jou hoe je je hond beter kan opvoeden, jij leert mij Excel en schaken. Mensen kunnen zich ook collectief ontwikkelen door met elkaar boeken te lezen en films te bekijken. Leerkrachten kunnen hun diensten buiten school aanbieden: ‘Wie wil graag extra lessen lezen, schrijven, rekenen in ruil voor een wekelijks maal?’
Leren zou een andere betekenis krijgen, wanneer je het niet alleen maar ‘voor het papiertje’ doet, wanneer je verder kijkt dan de arbeidsmarkt. Mensen moeten elkaar kunnen vinden, en internet is ideaal om dit soort ruilactiviteiten mogelijk te maken en cognitieve netwerken te creëren. Het is veel simpeler dan de oprichting van onderwijsinstellingen voor ‘levenslang’ leren. ‘Wie wil met mij de hele nouvelle vague bekijken en bespreken?’ Dat is het soort advertentie waaraan ik denk.
Wanneer deze educatieve Airbnb een bloeiende aangelegenheid zou worden, heeft dat zeker invloed op het reguliere onderwijs. Die buitenschoolse scholing zou binnen school inspiratie kunnen bieden en tot verandering kunnen leiden. Onderwijs zou een deel van het obligate karakter verliezen. Leerlingen zouden er meer plezier in krijgen, omdat er meer ruimte is om dingen te leren die ze zelf graag willen weten of kunnen. Intrinsieke motivatie zou weer belangrijk worden, en dat betekent dat leerlingen meer en sneller leren. Baby’s, peuters en kleuters willen alles weten en alles doen, maar hun nieuwsgierigheid wordt op school vaak afgeremd. Kinderen verliezen hun belangstelling, met een dieptepunt tijdens de tienerjaren. Door een combinatie van geïnspireerd verplicht onderwijs op school, en vrijwillige lessen daarbuiten zou de kloof tussen formeel en informeel leren gedicht kunnen worden.